Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat in het functietoewijzingsproces door middel van een selectieprocedure de meest geschikte functionaris werd gezocht. Voordat kon worden overgegaan tot een definitieve selectieprocedure vindt door zorg van P&O de (administratieve) voorselectie plaats. In deze voorselectie is eiser afgevallen omdat hij niet aan de ervaringsrichtlijnen voor de functie voldeed.
De rechtbank ziet ook verder geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) is genomen. Gelet op artikel 17, achtste lid, van het AMAR komt eiser gedurende zijn gehele plaatsingsduur in aanmerking voor plaatsing op een functie waaraan een hogere rang is verbonden. Dit neemt niet weg dat eiser moet voldoen aan de ervaringseis als bedoeld in artikel 19 van het AMAR om voor de door hem geambieerde functie in aanmerking te komen. In de vacaturetekst staat, voor zover van belang, dat belangstellenden op de peildatum een volledige functieduur in de rang van adjudant-onderofficier moesten hebben voltooid. Niet in geschil is dat eiser hieraan niet voldeed. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid tot een afwijzing van eisers sollicitatie heeft kunnen komen. Dat eiser vindt dat hij kennis-inhoudelijk over de vereiste ervaring beschikt, kan niet wegnemen dat verweerder voor de geschiktheid om een officiersfunctie te mogen vervullen grote betekenis mag toekennen aan het voltooid hebben van een volledige functieduur in de rang van adjudant-onderofficier en de daaraan gekoppelde competenties en verantwoordelijkheden.
Het AMAR bevat geen bepalingen waaruit kan worden afgeleid dat de ACF moest beoordelen of eiser aan de ervaringseis voldeed. De stelling dat de voorzitter van de ACF een gesprek met eiser had willen voeren heeft eiser niet met stukken onderbouwd, zodat deze stelling reeds daarom niet leidt tot het daarmee beoogde doel.