ECLI:NL:RBDHA:2020:14520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL20.17164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Slovenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening, aangezien eiser daar eerder een asielaanvraag had ingediend en de Sloveense autoriteiten met deze verantwoordelijkheid hebben ingestemd.

Eiser betoogde dat Slovenië niet langer als veilig kon worden beschouwd en dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in gevaar zou komen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Slovenië niet aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen. De rechtbank bevestigde dat de Sloveense autoriteiten de asielaanvraag van eiser in behandeling zouden nemen en dat er geen aanwijzingen waren voor systematische tekortkomingen in het Sloveense asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukte dat het aan eiser is om in Slovenië aan te tonen dat hij als homoseksueel niet terug kan naar Marokko, en dat de intentie van eiser om zijn asielverzoek in Nederland te laten behandelen niet relevant is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. De rechtbank concludeerde dat de uitbraak van het coronavirus geen onrechtmatige belemmering vormde voor de overdracht aan Slovenië.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17164
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ajdid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. De Sloveense autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid (het claimakkoord).
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Slovenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Ten eerste voert eiser aan dat de Sloveense autoriteiten er alles aan doen om asielzoekers te weren. Zo worden asielzoekers mishandeld door de Sloveense politie en zijn er gevallen bekend dat asielzoekers zomaar "verdwijnen". Ook is eiser zelf al meerdere keren hardhandig door de Sloveense autoriteiten uitgezet naar Kroatië. Ter onderbouwing verwijst hij naar het rapport InfoKolpa van april 2018 en het Country Report 2019 Slovenia van het USDOS van 11 maart 2020 (sectie 2, onder f). Verder merkt eiser op dat er in Slovenië geen
rekening is gehouden met zijn homoseksualiteit. Hij werd daar omringd door Marokkaanse en Algerijnse mensen. Als zij bekend raken met zijn geaardheid, kan zijn veiligheid niet worden gegarandeerd. Hij durfde daarom zijn seksuele geaardheid in Slovenië niet kenbaar te maken. Ook omdat er hiervoor in Slovenië -anders dan in Nederland- geen voorzieningen zijn. Daar merkt eiser bij op dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd dat hij zich kan wenden tot de (hogere) autoriteiten in Slovenië voor bescherming.
Ten tweede voert eiser aan dat Slovenië zich schuldig maakt aan refoulement. De Nederlandse overheid vindt Marokko geen veilig land van herkomst voor LHBT's. Slovenië kent een dergelijke uitzondering niet en zullen eiser dan ook –zonder inhoudelijke beoordeling van zijn asielrelaas– terugsturen naar Marokko. Daar is hij zijn leven vanwege zijn seksuele geaardheid niet zeker.
Tot slot voert eiser aan dat hij wordt geconfronteerd met langdurige onzekerheid over de inhoudelijke beoordeling van zijn asielverzoek. Daar merkt hij bij op dat het nog maar de vraag is of hij voor het verstrijken van de overdrachtstermijn (15 november 2020) wel kan worden overgedragen aan Slovenië vanwege de uitbraak van het Corona-virus. Volgens eiser had verweerder aanleiding moeten zien om artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen en zijn asielverzoek inhoudelijk in behandeling had moeten nemen. Hij verwijst daarbij naar de Richtsnoeren van de Europese Commissie van 17 april 20201.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Slovenië heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van de lidstaten uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit bevestigd in de uitspraak van
9 september 20192. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders ligt.
Uit de informatie die eiser heeft overgelegd blijkt niet dat sprake is van systematische tekortkomingen in het Sloveense asiel- en opvangsysteem. Uit de informatie volgt weliswaar dat de Sloveense autoriteiten een aantal personen die asiel wilden aanvragen in Slovenië aan de grens hebben geweigerd en zonder procedure hebben teruggestuurd naar Kroatië, maar hiermee is niet aannemelijk gemaakt dat in Slovenië sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen. De door eiser aangehaalde informatie ziet niet op Dublinclaimanten. Eiser zal als Dublinclaimant in Slovenië worden toegelaten en gelet op het claimakkoord zal Slovenië zijn asielaanvraag in behandeling nemen. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat Slovenië zich hierbij niet zal houden aan de Europese richtlijnen en de daarbij behorende verplichtingen. Daarbij ligt het op de weg van eiser om bij voorkomende problemen te klagen bij de (hogere) Sloveense autoriteiten. Het is niet gebleken dat eiser niet kan klagen of dat dit bij voorbaat zinloos zou zijn.
Verder is niet aannemelijk gemaakt dat Slovenië het verbod op refoulement zal schenden. Eiser heeft niet onderbouwd dat de Sloveense autoriteiten voorbij gaan aan zijn seksualiteit en dat zij dit niet toetsen in het licht van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de
1. COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en de betreffende hervestiging (2020/C 126/02).
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Vluchtelingenverdrag. Zoals hiervoor reeds is vermeld, hebben de Sloveense autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. Het is niet gebleken dat zij dit niet zorgvuldig en in overeenstemming met de internationale verplichtingen zullen afhandelen. De omstandigheid dat Slovenië ten opzichte van Nederland een ander voor eiser als homoseksueel uit Marokko minder gunstig beleid voert, betekent niet dat Slovenië eiser in strijd met de internationale verplichtingen, waaronder de verplichtingen die voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM, zal uitzetten naar Marokko. Het is aan eiser om in Slovenië aannemelijk te maken dat hij als homoseksueel niet terug kan naar Marokko, omdat voor hem een gevaar voor vervolging of een onmenselijke behandeling bestaat. Het is niet aannemelijk dat de Sloveense autoriteiten hem niet in staat stellen dit aannemelijk te maken. Als eisers asielaanvraag wordt afgewezen en eiser van mening is dat dit vanwege zijn seksuele geaardheid onterecht is, ligt het op zijn om dit aan te vechten. Zo nodig bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
In de omstandigheid dat eiser snel een inhoudelijke beslissing op zijn asielverzoek wil, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek inhoudelijk in behandeling te nemen. Eiser heeft zelf Slovenië verlaten voordat een beslissing was genomen op zijn asielverzoek. Dat hij graag wil dat zijn asielverzoek in Nederland wordt behandeld, betekent niet dat verweerder dit ook moet doen. De intentie van eiser is bij het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek niet relevant. Verder overweegt de rechtbank dat de uitbraak van het Corona-virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Het maakt de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van eisers asielaanvraag -waar het in deze procedure over gaat- niet onrechtmatig. Dat verweerder vanwege de uitbraak van het Corona-virus visa voor tijdelijk verblijf afwijst, is geen omstandigheid die relevant is voor de nu aan de orde zijnde vaststelling van de verantwoordelijkheid voor het in behandeling nemen van de asielaanvraag. Dat is een geheel andere kwestie. De onzekere situatie rondom een daadwerkelijke overdracht beperkt zich overigens tot de periode waarbinnen verweerder kan overgaan tot die overdracht. Verweerder heeft in de situatie rondom het coronavirus geen aanleiding gezien om onder toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Dat verweerder gelet op de Richtsnoeren van de Europese Commissie van 17 april 2020, zoals in de zienswijze aangehaald, niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, kan de rechtbank niet volgen. In de Richtsnoeren staat enkel vermeld dat in geval zich gelet op de pandemie bijzondere omstandigheden voordoen, de lidstaten bevoegd zijn om de aanvraag naar zich toe te trekken. Dat zich in dit geval dergelijke omstandigheden voordoen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.
4. Verweerder heeft dan ook de aanvraag van eiser niet in behandeling hoeven nemen. De beroepsgronden slagen niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2020

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.