In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Yousef, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J. de Volder, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 januari 2020 verweerder in gebreke heeft gesteld, maar dat verweerder pas op 1 juli 2020 een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van eiser bij een uitspraak van de rechter niet langer bestaat, omdat het besluit van 1 juli 2020 de aanvraag van eiser heeft ingewilligd. Hierdoor is het beroep tegen het uitblijven van een beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, eiser recht heeft op vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en heeft op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht een bedrag van € 262,50 toegekend. Dit bedrag is lager vastgesteld omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 27 augustus 2020.