ECLI:NL:RBDHA:2020:14496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Catsburg
- A.M. Zwijnenberg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, leidde tot beroep door de verzoeker.
De verzoeker heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, na het intrekken van het bestreden besluit door de verweerder op 2 juli 2020, heeft de rechtbank de verzoeker gevraagd om te reageren op de vraag of dit intrekken aanleiding gaf om het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in te trekken. De verzoeker heeft hierop niet gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Aangezien de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is bekendgemaakt op 31 augustus 2020.