ECLI:NL:RBDHA:2020:14490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
NL20.15709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Moldavische eiseres op grond van kennelijke ongegrondheid en onvoldoende onderbouwing van vluchtelingschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Moldavische vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres stelde dat zij en haar gezin bedreigd werden door een valutahandelaar, wat haar noopte om Moldavië te verlaten. Tijdens de zitting op 30 september 2020 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar etnische achtergrond als Roma en de sociaaleconomische situatie in Moldavië, beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de gestelde problemen met de valutahandelaar ongeloofwaardig waren en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij vanwege haar Roma-afkomst of persoonlijke situatie risico liep op ernstige gevolgen die haar vluchtelingschap zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier S. Zohrabian. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15709

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen [naam] (geboren 7 maart 2006), [naam] (geboren op 17 augustus 2008), [naam] (geboren op 13 mei 2010), [naam] (geboren op 31 december 2014).
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2020. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Moldavische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 8 november 2019 heeft zij een asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat zij geld heeft geleend van een valutahandelaar. Het bedrag zou zijn opgelopen tot 3000 euro en de valutahandelaar wilde zijn geld terug. Eiseres stelt dat zij persoonlijk is bedreigd door de valutahandelaar. Nadat haar dochter persoonlijk en fysiek is bedreigd, heeft eiseres besloten om Moldavië te verlaten met haar gezin.
2. Verweerder heeft eiseres asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van de artikel 31 van de Vw. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder acht de gestelde problemen met de valutahandelaar primair ongeloofwaardig. Subsidiair wordt overwogen dat het element ook onvoldoende zwaarwegend is omdat eiseres naar de politie had kunnen gaan om bescherming te vragen.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij door haar etnische achtergrond als Roma ernstig wordt beperkt in haar bestaansmogelijkheden en niet op een normale wijze op maatschappelijk en sociaal vlak kan functioneren in Moldavië. Zij zou nooit een normale baan kunnen krijgen en zat volledig klem. Ook is de sociaaleconomische positie wel degelijk van belang nu de positie van etnisch Roma zeer kwetsbaar is. De asielmotieven hebben raakvlakken met het Vluchtelingenverdrag dan wel artikel 3 EVRM [2] . Zij en haar dochter zijn vaker bedreigd dan haar partner, maar zij heeft dit haar partner niet durven te vertellen. Verder dient het gezin, gezien de zwakke en kwetsbare positie van haar (meerderjarige) zoon [naam], uitstel van vertrek te worden verleend in afwachting van verdere beoordeling van behandelings- en begeleidingsmogelijkheden in Nederland. Ten gevolge van de situatie door het corona-virus is tenslotte uitzetting naar Moldavië niet mogelijk en niet valt te overzien wanneer deze situatie anders wordt. De situatie van Roma is hierdoor in Moldavië nog slechter geworden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat eiseres behoort tot de Roma-bevolkingsgroep onvoldoende is om haar als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag aan te merken. Niet is gebleken dat eiseres vanwege discriminatie zo ernstig wordt beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Daarnaast is eiseres in het bezit gesteld van paspoorten. Zij – en haar kinderen - hebben met deze paspoorten op legale en gecontroleerde wijze, zonder problemen, kunnen uitreizen. Ook beschikten eiseres en haar gezin over woonruimte en kregen zij een uitkering. Verder heeft eiseres verklaard dat ook de medische zorg toegankelijk is voor haar en haar kinderen. [3] Dat zij hiervoor een financiële bijdrage dient te betalen doet hieraan niet af. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege het behoren tot de Roma-bevolkingsgroep risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 EVRM.
5. Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar vertrek uit Moldavië niet raken aan de gronden van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 EVRM. Met betrekking tot de door eiseres persoonlijk ondervonden bedreigingen door de valutahandelaar heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres in het nader gehoor vaag heeft verklaard over de valutahandelaar. Zo heeft eiseres niet de volledige naam van de valutahandelaar kunnen noemen en ook niet voldoende duidelijk kunnen maken wie de geldleningen sloot met de valutahandelaar. Ook is het bevreemdingwekkend dat er geen documenten zijn van de geldleningen en dat de man van eiseres niets zou weten over de bedreigingen gericht aan de dochter en zoon. Verweerder heeft hierbij terecht meegewogen dat zij in Duitsland al een asielprocedure hebben doorlopen samen. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij eventuele problemen niet de bescherming van de autoriteiten in kan roepen. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 19 mei 2017 [4] blijkt dat de autoriteiten in Moldavië in het algemeen bescherming bieden.
6. De stelling van eiseres dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de belangen van [naam] volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit van [naam] terecht gesteld dat niet is gesteld noch gebleken dat hij met zijn verstandelijke beperkingen in Moldavië geen hulp zou kunnen krijgen van de daartoe geëigende instanties dan wel dat de daartoe geëigende instanties hem niet zouden willen of zouden kunnen helpen. De partner van eiseres heeft zelf verklaard dat [naam] in Moldavië onderzocht kan worden, tegen een betaling. Een gebrek aan financiële middelen – ondanks de aanwezigheid van een ziek meerderjarig kind – is nog altijd economisch van aard en een niet-verdragsgerelateerde omstandigheid. Gelet op het voorgaande stelt verweerder zich op goede gronden op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar Roma-afkomst of vanwege haar persoonlijke situatie heeft te vrezen voor dermate ernstige gevolgen dat er in haar geval sprake is van vluchtelingschap of een schending van artikel 3 EVRM.
7. Dat eiseres op dit moment vanwege de beperkingen ten gevolge van de maatregelen rondom de bestrijding van het coronavirus niet kan worden uitgezet, is slechts een tijdelijke, feitelijke belemmering.
8. Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Nader gehoor, p. 6.