ECLI:NL:RBDHA:2020:14487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van een Colombiaanse eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Colombiaanse nationaliteit, heeft op 6 maart 2020 asiel aangevraagd in Nederland. Hij heeft zijn aanvraag gebaseerd op de stelling dat hij in oktober 2019 vanuit Spanje naar Colombia is teruggekeerd om zijn vader te bezoeken, die in de gevangenis zat. Eiser beweert dat hij na dit bezoek door leden van de Águilas Negras is afgeperst, wat hem heeft doen besluiten Colombia te verlaten.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van eiser over de afpersing inconsistent en tegenstrijdig werden geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn asielaanvraag ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden en dat verweerder niet op de juiste wijze heeft gewogen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over belangrijke details van zijn relaas, zoals de locatie van de geldoverdracht en de communicatie met de bendeleden. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn verhaal, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen verder ondermijnt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.