In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een Burundese eiser tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiser had op 27 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een mvv, die op 11 december 2019 door verweerder was afgewezen. Eiser stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat hij een duurzame en exclusieve relatie had met zijn partner, die als referent fungeerde. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een dergelijke relatie. De overgelegde bewijsstukken, waaronder een vragenlijst en foto’s, werden als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de referent en de familieleden tegenstrijdig waren en dat eiser geen plausibele verklaring had gegeven voor deze inconsistenties. Bovendien werd opgemerkt dat het feit dat eiser en referent samen een kind hebben, niet automatisch betekent dat er sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.