ECLI:NL:RBDHA:2020:14486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
AWB20/5686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf voor Burundese eiser op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een Burundese eiser tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiser had op 27 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een mvv, die op 11 december 2019 door verweerder was afgewezen. Eiser stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat hij een duurzame en exclusieve relatie had met zijn partner, die als referent fungeerde. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een dergelijke relatie. De overgelegde bewijsstukken, waaronder een vragenlijst en foto’s, werden als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de referent en de familieleden tegenstrijdig waren en dat eiser geen plausibele verklaring had gegeven voor deze inconsistenties. Bovendien werd opgemerkt dat het feit dat eiser en referent samen een kind hebben, niet automatisch betekent dat er sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/5686
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken

[naam] eiser,

gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering om aan hem een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ te verstrekken ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Voor eiser is zijn gemachtigde ter zitting verschenen. De gestelde partner van eiser, [naam] (referent), was eveneens aanwezig. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.J. Nyembo Katumbwe.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Burundese nationaliteit te bezitten. Op 27 augustus 2019 heeft eiser een aanvraag tot afgifte van een mvv voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ ingediend voor verblijf bij referent. Op 11 december 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De hierover ingevulde vragenlijst is summier beantwoord, zonder bewijsstukken waaruit het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie kan worden afgeleid. Verder heeft verweerder overwogen dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste en dat eiser geen ongehuwdverklaring en een paspoort heeft overgelegd, waardoor zijn identiteit niet is vast komen te staan.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerders conclusie over de relatie met referent onvoldoende is gemotiveerd. Eiser meent dat hij ten onrechte niet is gehoord, omdat daarbij onduidelijkheden over de relatie weggenomen hadden kunnen worden. Eiser wijst erop dat hij in bezwaar foto’s, een overzicht van spraakberichten en een verklaring van familieleden heeft opgestuurd. Voor zover verweerders stelt dat het om slechts twee foto’s gaat, had hij om aanvullende foto’s kunnen vragen. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte geen waarde toekent aan de verklaring van de familieleden. Verweerder spreekt ook ten onrechte over tegenstrijdige verklaringen. Het betreft verwaarloosbare verschillen en referent heeft verlies aan herinneringen door een trauma. Eiser voert daarnaast aan dat uit zijn relatie met referent een kind is geboren. Hij wijst op het belang van het kind om met beide ouders te kunnen opgroeien. Bij twijfel over zijn vaderschap had verweerder een DNA-onderzoek moeten aanbieden. Volgens eiser is ten slotte onvoldoende rekening gehouden met de situatie als vluchteling. Hij kan de gevraagde documenten niet verkrijgen. Het had op de weg van verweerder gelegen om aanvullend onderzoek te doen naar zijn identiteit. Ook had verweerder rekening moeten houden met het gegeven dat referent als vluchteling niet op korte termijn aan de middeleneis zal kunnen voldoen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit de artikelen 2p en 2q van de Vw [1] volgt dat de aanvraag tot afgifte van een mvv wordt getoetst aan de voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor het beoogde verblijfsdoel. Op grond van artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb [2] komt de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt (en die voldoet aan de overige in dat artikellid genoemde voorwaarden) in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner. In paragraaf B7/3.1.1 van de Vc [3] is vastgelegd dat een duurzame en exclusieve relatie als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb wordt aangenomen als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen.
5. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij met referent een duurzame en exclusieve relatie in vorenbedoelde zin onderhoudt. Daarbij heeft verweerder er allereerst op kunnen wijzen dat de door eiser overgelegde vragenlijst voor verblijf bij partner weinig informatie bevat en dat eiser overigens geen bewijs heeft verstrekt van het gestelde duurzame en exclusieve karakter van de relatie. De twee overgelegde foto’s zijn ongedateerde momentopnamen. Het overzicht van spraakberichten is niet tot eiser en referent te herleiden en bevat geen informatie over de inhoud van de gesprekken. De overgelegde verklaring van de familieleden van referent is in tegenspraak met de verklaringen die referent zelf heeft afgelegd. Referent heeft namelijk op 30 mei 2018 een verklaring burgerlijke staat ondertekend waarin zij verklaart dat zij op dat moment nooit een partnerschap is aangegaan. Ook in een hervestigingsinterview op 31 oktober 2017 heeft zij uitdrukkelijk verklaard dat ze geen relatie had. In de vragenlijst voor verblijf bij partner heeft referent op 8 juli 2019 aangegeven dat zij sinds 2 jaar een relatie met eiser heeft. In de verklaring van de familie van referent wordt daarentegen gesteld dat referent en eiser tussen 2016-2018 een liefdesrelatie hebben gehad. Eiser heeft geen plausibele verklaring kunnen geven voor deze tegenstrijdigheden. Zo verklaart het gestelde trauma niet de uitdrukkelijke ontkenning van de relatie in 2017 en 2018.
6. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor afgifte van een mvv. Dit komt niet in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn, aangezien eiser daaraan slechts rechten kan ontlenen indien sprake is van een naar behoren geattesteerde duurzame relatie. [4]
7. Dat referent en eiser stellen samen een kind te hebben, maakt het niet anders. Nog daargelaten dat niet is aangetoond dat eiser de biologische vader is, betekent het hebben van een kind niet op voorhand dat sprake is van een exclusieve en duurzame relatie. Gelet hierop wordt niet gevolgd dat het belang van het kind is gediend bij de afgifte van een mvv aan eiser. Ook het beroep op artikel 8 van het EVRM [5] en het IVRK [6] faalt.
8. Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
9. Gelet op het voorgaande bestond er op voorhand geen twijfel over het feit dat het bezwaar niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Verweerder mocht daarom afzien van het horen op bezwaar.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Zohrabian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2020.
de griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2003/86/EG, artikel 4, derde lid.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Verdrag inzake de Rechten van het Kind.