ECLI:NL:RBDHA:2020:14481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
NL20.9686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2020 is het procesverloop besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestond over de verantwoordelijkheid van Spanje volgens de Dublinverordening. De enige vraag die ter beoordeling stond, was of de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, dat bijzondere, individuele omstandigheden kan inroepen om af te wijken van de standaardverantwoordelijkheid.

Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren, die zouden blijken uit een uitzettingsbevel. De rechtbank oordeelde echter dat het uitzettingsbevel niet meer van toepassing was, aangezien Spanje de claim had geaccepteerd. Eiser mocht terug naar Spanje, waar zijn asielaanvraag in overeenstemming met de Europese verplichtingen behandeld zou worden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid geen bijzondere omstandigheden had hoeven aanmerken en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier S. Zohrabian.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9686
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Alleen in geschil is of verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. [1] In dit kader heeft eiser alleen aangevoerd dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die daartoe leiden. Deze zouden uit het uitzettingsbevel blijken.
2. Het uitzettingsbevel is niet meer van toepassing door de claimacceptatie van Spanje. Eiser mag terug naar Spanje en zijn asielaanvraag zal overeenkomstig de Europese verplichtingen worden behandeld door Spanje. Verweerder heeft dit in redelijkheid niet als bijzondere, individuele omstandigheden hoeven aan te merken.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2020 door
mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid vanmr. S. Zohrabian, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.