Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. S. Zohrabian, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van een asielaanvraag. Eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was volgens de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er gebreken waren in de Duitse asielprocedure, met name met betrekking tot de medische zorg voor asielzoekers. Hij stelde dat de medische verzorgingsmogelijkheden in Duitsland niet vergelijkbaar waren met die in Nederland, en dat hij in Duitsland het risico liep op verslechtering van zijn gezondheidstoestand.
De rechtbank overwoog dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat Nederland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser slaagde er niet in om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen waren in de Duitse asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat Duitsland garanties had gegeven dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zou worden genomen en dat de medische zorg in Duitsland adequaat was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Duitsland niet de benodigde medische zorg zou ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.