Op 3 december 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en aanvullende stukken, waarin de gecertificeerde instelling verzoekt om de ouders geen inzage te geven in bepaalde geheime stukken. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die op [geboortedag] 2008 is geboren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] eerder is verlengd en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en de thuissituatie bij de vader. De vader heeft niet aangetoond in staat te zijn om een veilige en gestructureerde omgeving te bieden. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de thuissituatie van de vader nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft besloten dat de ouders geen afschrift van de aanvullende stukken ontvangen, om de persoonlijke levenssfeer van [minderjarige] te beschermen.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 7 maart 2021. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft tevens bepaald dat de behandeling van het verzoek voor het overige aanhoudt tot een nader te bepalen zitting, waarbij de gecertificeerde instelling een schriftelijke update moet overleggen.