ECLI:NL:RBDHA:2020:14431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/09/602997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 3 december 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en aanvullende stukken, waarin de gecertificeerde instelling verzoekt om de ouders geen inzage te geven in bepaalde geheime stukken. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die op [geboortedag] 2008 is geboren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] eerder is verlengd en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en de thuissituatie bij de vader. De vader heeft niet aangetoond in staat te zijn om een veilige en gestructureerde omgeving te bieden. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de thuissituatie van de vader nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft besloten dat de ouders geen afschrift van de aanvullende stukken ontvangen, om de persoonlijke levenssfeer van [minderjarige] te beschermen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 7 maart 2021. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft tevens bepaald dat de behandeling van het verzoek voor het overige aanhoudt tot een nader te bepalen zitting, waarbij de gecertificeerde instelling een schriftelijke update moet overleggen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/602997 / JE RK 20-2703
Datum uitspraak: 3 december 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 18 november 2020 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: M.T. Wernsen te Den Haag,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- aanvullende stukken d.d. 16 november 2020 van de zijde van de gecertificeerde instelling, waarbij de gecertificeerde instelling heeft verzocht om inzage en afschrift van hiervan aan de ouders te weigeren.
Op 3 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mw. [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en dhr. [begeleider] van de vader;
- de moeder.
[minderjarige] is op 3 december 2020 in raadkamer gehoord.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij [verblijfplaats]
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 28 november 2019 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 7 december 2019 tot 7 december 2020, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader.
- Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 24 juli 2020 machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 28 juli 2020 tot 7 december 2020.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van zes maanden. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. [minderjarige] vertoont complex gedrag. Het is niet zeker of dit enkel door haar traumatische verleden wordt veroorzaakt of dat er nog andere achterliggende oorzaken zijn. Het afgelopen half jaar zijn de spanningen in de thuissituatie bij de vader zodanig toegenomen dat de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] niet langer konden worden gewaarborgd. De vader heeft niet laten zien dat het hem zal lukken een schoon en gestructureerd huishouden te runnen. Sinds de plaatsing bij [verblijfplaats] is er steeds meer zicht gekomen op de problematiek van [minderjarige] . Een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen is noodzakelijk om zicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige] , te onderzoeken welke voorwaarden er moeten worden gesteld aan de opvoedsituatie, en de onderzoeken en behandeling van [minderjarige] bij [verblijfplaats] en de Banjaard op te starten en voort te zetten.
De ouders hebben ingestemd met verlenging van de ondertoezichtstelling, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij heeft aangegeven dat zij niet meer met alcoholproblematiek kampt en dat zij haar behandeling bij de Brijder met succes heeft afgerond. De omgangsmomenten met [minderjarige] zijn te kort. [minderjarige] wil terug naar de moeder, en de moeder wil dat [minderjarige] bij haar komt wonen.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De advocaat heeft primair verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht dit verzoek slechts voor korte termijn toe te wijzen, indien de stukken die de gecertificeerde instelling niet met de ouders wil delen mede redengevend zijn voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Op de volgende zitting zal duidelijkheid moeten komen over de inhoud van die stukken. De cultuurproblematiek waar volgens de gecertificeerde instelling sprake van is, waarbij de vader niet zou accepteren dat [minderjarige] ‘jongensdingen’ wil doen en haar niet zou kunnen begeleiden bij de menstruatie, zijn niet aan de orde. De behandelaar van [minderjarige] heeft duidelijk aangegeven dat de suïcidale uitspraken een gevolg zijn van het onvermogen van [minderjarige] om haar gevoel op passende wijze te uiten. Over de haarverzorging en hygiëne van [minderjarige] , waar de vader vanwege zijn artrose niet voor kan zorgen, is onduidelijkheid ontstaan doordat er een wisseling heeft plaatsgevonden en de opvolgster de taken niet heeft overgenomen. Na een misverstand tussen de vader en de jeugdbeschermer heeft de jeugdbeschermer plotseling besloten dat de thuissituatie van de vader niet goed genoeg meer was, terwijl de vader goed begeleidbaar is en de afgelopen jaren voor [minderjarige] heeft gezorgd. De gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing zijn niet aanwezig.

Beoordeling

Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) geeft de kinderrechter - naar analogie - toepassing aan het bepaalde in artikel 811, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en bepaalt dat de ouders geen afschrift krijgen van de aanvullende informatie welke de gecertificeerde instelling op 16 november 2020 aan de rechtbank heeft doen toekomen. De kinderrechter is met de gecertificeerde instelling van oordeel dat het weigeren van de aanvullende informatie thans noodzakelijk is om de persoonlijke levenssfeer van [minderjarige] te eerbiedigen en haar veiligheid niet in gevaar te brengen.
De kinderrechter is verder, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige] heeft een ontwikkelingsachterstand. Zij vertoont complex gedrag (waaronder het doen van suïcidale uitingen) [minderjarige] was getuige van huiselijk geweld, heeft een reactieve hechtingsstoornis en een hersenbeschadiging als gevolg van zuurstoftekort bij de geboorte. Ouders hebben geen goed contact en [minderjarige] bevindt zich in een loyaliteitsconflict. In de thuissituatie bij de vader waren er zorgen over haar emotionele, sociale, educatieve en fysieke ontwikkeling. . Er zijn zorgen of de vader, mede gezien zijn achtergrond, emotioneel voldoende kan aansluiten bij [minderjarige] . Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de komende periode meer zicht te krijgen op de problematiek van [minderjarige] en te onderzoeken wat [minderjarige] en de ouders nodig hebben om haar ontwikkeling op een veilige en positieve manier te waarborgen.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Ook zonder de informatie uit de aanvullende, geheime stukken is duidelijk dat [minderjarige] op dit moment bijzondere en professionele zorg nodig heeft op emotioneel en praktisch gebied. Deze zorg kan de vader [minderjarige] in ieder geval de komende periode niet bieden. De zorgen over de thuissituatie van de vader zijn nog altijd aanwezig. Hoewel de vader inmiddels met de coach heeft gezorgd voor huishoudelijke hulp, lukt het volgens de gecertificeerde instelling de vader nog steeds niet om het huishouden blijvend op hygiënische en gestructureerde manier vorm te geven. Bij [verblijfplaats] wordt onderzocht waar het complexe gedrag van [minderjarige] vandaan komt. Bij [verblijfplaats] stelt [minderjarige] zich meer open en kan zij zichzelf zijn. De behandeling door de Banjaard is gestart, maar bevindt zich nog in de onderzoekende fase doordat [minderjarige] zeer wantrouwend is jegens de hulpverlening. Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de ingezette onderzoeken en behandeling voort te zetten, zodat nadien kan worden onderzocht wat de beste plek voor [minderjarige] is.
De kinderrechter constateert dat - onverlet het voorgaande - er ook een relatie bestaat tussen de (termijn van de) verzochte machtiging uithuisplaatsing en de informatie uit de aanvullende, geheime stukken. De jeugdbeschermer zal de komende periode moeten benutten om te onderzoeken of de informatie uit de stukken reden is om de uithuisplaatsing langer te laten voortduren en welke mogelijkheden er zijn om de ouders wel bij deze informatie te betrekken. Echter, in deze omstandigheden, is een termijn van zes maanden te lang: naar het oordeel van de kinderrechter zal daarover eerder een beslissing moeten worden genomen. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aanhouden tot een nader te bepalen zitting. Voorafgaand aan die zitting zal de gecertificeerde instelling een schriftelijke update moeten overleggen (en aangeven of het verzoek wordt gehandhaafd). Ook dient bij die gelegenheid een advies van de Raad voor de Kinderbescherming zoals bedoeld in artikel 1:265j lid 3 BW overlegd te worden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat de ouders afschrift van de aanvullende stukken d.d. 16 november 2020 van de zijde van de gecertificeerde instelling wordt onthouden;
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 7 december 2020 tot 7 december 2021 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 7 december 2020 tot 7 maart 2021, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
vóór 7 maart 2021;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de vader;
- de moeder;
- de advocaat van de vader, mr. M.T. Wernsen;
- [minderjarige] ;
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voorafgaand aan voornoemde zitting voornoemde update, alsmede het Raadsadvies zoals bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, aan de rechtbank en de overige belanghebbenden te overleggen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2020 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2020.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.