Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder
[B.V.] B.V., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
Rechtbank Den Haag
Op 10 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 8 september 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn is verleend voor het verbouwen en uitbreiden van een pand, gelegen aan de [adres] [nummer] te [vestigingsplaats]. Verzoekster, die tegenover het pand woont, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De vergunninghoudster, die de omgevingsvergunning heeft aangevraagd, heeft haar zienswijze op het verzoek gegeven.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de vergunning is verleend op basis van een afwijkingsbevoegdheid. Verzoekster heeft aangevoerd dat de status van het pand als gemeentelijk monument onjuist is beoordeeld, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van verzoekster niet zijn verweven met de belangen die de Erfgoedwet tracht te beschermen, en dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het besluit.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat het bestreden besluit in de beroepsprocedure geen stand zal houden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.