Overwegingen
1. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1960. Zij heeft haar hele leven in de plaats [plaatsnaam] , Uruzgan, gewoond. Bij gevechten is het voormalige huis waar eiseres woonde verwoest. Haar echtgenoot en diens tweede vrouw zijn daarbij omgekomen. Met haar stiefkinderen [stiefkind 1] en [stiefkind 2] - de dochter en zoon van haar man en diens tweede vrouw - is eiseres in de wijk [naam wijk] gaan wonen. Na enige tijd is [stiefkind 2] spoorloos verdwenen. Eiseres heeft vervolgens enkele jaren alleen met [stiefkind 1] gewoond. Toen [stiefkind 1] ongeveer twaalf of dertien jaar oud was, is eiseres door de Taliban benaderd. Namens een commandant genaamd [A] is eiseres over een periode van ongeveer drie maanden herhaaldelijk gevraagd om de hand van [stiefkind 1] . Eiseres heeft tijd kunnen winnen door smoesjes te verzinnen en door te zeggen dat zij over het verzoek moest nadenken. De Taliban heeft gedreigd om eiseres te doden en om [stiefkind 1] te schaken. Eiseres is hierdoor bang geworden. Met de hulp van [B] - een neef of achterneef van haar
overleden echtgenoot - is zijn erin geslaagd om samen met [stiefkind 1] haar woonplaats en haar land te verlaten. Tijdens de reis is eiseres [stiefkind 1] kwijtgeraakt.
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
de problemen die eiseres heeft ondervonden van de Taliban;
de omstandigheid dat eiseres een alleenstaande vrouw is.
3. Verweerder vindt element 1 geloofwaardig. De elementen 2 en 3 vindt verweerder echter niet geloofwaardig. Eiseres betwist het standpunt van verweerder met betrekking tot de elementen 2 en 3.
Over de problemen met de Taliban
4. Verweerder vindt de verklaringen van eiseres over haar problemen met de Taliban niet geloofwaardig. Verweerder voert aan dat eiseres heeft verklaard dat de Taliban haar ongeveer vijftien tot twintig keer direct dan wel indirect heeft verzocht om de hand van [stiefkind 1] . Door telkens om uitstel te vragen, heeft eiseres naar haar zeggen tijd kunnen winnen. Volgens verweerder is het tegenstrijdig en daarmee ongeloofwaardig dat eiseres enerzijds heeft verklaard dat zij als kwetsbare weduwe niets kon inbrengen tegen de Taliban, terwijl zij volgens haar verklaringen anderzijds gedurende een periode van ongeveer drie maanden in een positie zou hebben verkeerd waarin de Taliban haar toestemming nodig had voor het gewenste huwelijk. Gelet op de reputatie van de Taliban, vindt verweerder het niet aannemelijk dat eiseres ondanks haar kwetsbare positie toch bij machte is geweest om de Taliban zo lang aan het lijntje te houden, terwijl zij door de Taliban ook met de dood werd bedreigd. Dat [stiefkind 1] nog niet geslachtsrijp was, maakt volgens verweerder de positie van eiseres tegenover de Taliban niet sterker. Verweerder wijst in dit verband op het ambtsbericht over Afghanistan (het ambtsbericht).1 Hieruit komt op p.92 naar voren dat een weduwe in Afghanistan wordt gezien als een vrouw zonder identiteit en bescherming. Op p.93 is vermeld dat alleenstaande vrouwen in Afghanistan nauwelijks iets te zeggen hebben over hun eigen toekomst en dat zij zelf gedwongen worden om te trouwen. In dit licht valt volgens verweerder niet in te zien dat de Taliban waarde zou hechten aan de toestemming van eiseres op het huwelijksverzoek voor [stiefkind 1] . Volgens verweerder had het voor de hand gelegen dat de Taliban de dreigementen tegen eiseres aanstonds ten uitvoer bracht en [stiefkind 1] meenam. De Taliban had het immers voor het zeggen in [plaatsnaam] . Ook als de Taliban niet in een positie zou verkeren om [stiefkind 1] zo maar te schaken, dan had het voor de hand gelegen dat de Taliban de dreigementen tegen eiseres ten uitvoer zouden brengen om zo alsnog [stiefkind 1] mee te nemen. De Taliban zou aldus zijn reputatie als handhaver van de sharia niet hebben geschonden, aldus verweerder.
5. De rechtbank kan deze redenering van verweerder niet volgen. Uit het ambtsbericht blijkt inderdaad dat de positie en situatie van weduwes en alleenstaande vrouwen in Afghanistan zeer moeizaam is. Het ambtsbericht geeft evenwel geen aanknopingspunten voor het standpunt van verweerder dat het voor de hand ligt dat de Taliban aan dergelijke vrouwen geheel voorbij gaat. Verweerder is op dit onderdeel met name niet ingegaan op de situatie van eiseres, die immers al op leeftijd was en die als enige (stief)ouder de zorg en verantwoordelijkheid droeg voor de nog jonge [stiefkind 1] . Tegen deze achtergrond is de conclusie van verweerder, dat de Taliban geen waarde zou hechten aan de toestemming van
1. Algemeen ambtsbericht Afghanistan van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van maart 2019
eiseres op het huwelijksverzoek voor [stiefkind 1] en dat eiseres niet in staat kan zijn geweest om de Taliban gedurende enige tijd aan het lijntje te houden, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt voorts dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ongeloofwaardig is dat de Taliban, na het uitblijven van de toestemming van eiseres, zou zijn overgegaan tot het uiten van bedreigingen en intimidaties.
De passage op p.93 heeft vooral betrekking op jongere weduwes die onder de zorg en verantwoordelijkheid van hun schoonfamilie vallen. Hiervan is in het geval van eiseres geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook de verwijzing naar de laatstgenoemde pagina de conclusie van verweerder niet dragen.
6. Verweerder haalt aan dat het in Afghanistan niet geaccepteerd is dat een vrouw alleen, zonder de begeleiding van een mahram, over straat gaat. Tegen deze achtergrond hecht verweerder geen geloof aan de verklaring van eiseres dat zij vaker in haar eentje [B] had bezocht, die in een verderop gelegen wijk van [plaatsnaam] woonde.
7. De rechtbank overweegt op dit onderdeel dat uit het ambtsbericht op p.90 en p.91 niet méér blijkt dan dat er in Afghanistan, vooral in gebieden die onder controle van de Taliban staan, een sociale druk is voor vrouwen om buitenshuis door een mahram begeleid te worden. Die sociale druk sluit op zich niet uit dat eiseres zich zonder een mahram, die zij trouwens blijkens haar verklaringen ook niet had, binnen [plaatsnaam] heeft kunnen begeven naar de woning van [B] . In zoverre zijn de verklaringen van eiseres dat zij vaker naar [B] was gegaan dan ook niet op voorhand ongeloofwaardig te achten. Verweerder vindt dit desondanks toch, maar motiveert dit standpunt niet met een op de situatie van eiseres toegespitste argumentatie. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt van verweerder onvoldoende gemotiveerd is.
8. Verweerder vindt de verklaring van eiseres dat zij [plaatsnaam] ongemerkt heeft kunnen verlaten niet geloofwaardig. Verweerder voert daartoe aan dat de Taliban - naar zeggen van eiseres - de controle over [plaatsnaam] had. Omdat eiseres volgens verweerder in de bijzondere belangstelling van de Taliban stond, is het niet geloofwaardig dat eiseres [plaatsnaam] heeft kunnen verlaten enkel door zich te hullen in een boerka en zich te laten vergezellen door [B] . Daar komt volgens verweerder bij dat eiseres tijdens haar gehoor niet heeft verklaard dat zij door [B] werd begeleid. Dit heeft zij pas in haar zienswijze aangevoerd. Afgezien daarvan stelt verweerder dat [B] niet de mahram van eiseres was. In dat licht werkt het bevreemding dat eiseres en [B] ongemerkt naar Kandahar hebben kunnen reizen.
9. De rechtbank oordeelt op dit punt als volgt. Uit de verklaringen van eiseres valt op te maken dat zij haar situatie als bedreigend en intimiderend heeft ervaren en dat zij vreesde dat zij de Taliban niet veel langer aan het lijntje kon houden. Verweerder concludeert hieruit dat de Taliban het op het moment van haar vertrek uit [plaatsnaam] in het bijzonder op haar zou hebben voorzien. Hetgeen zij in beroep heeft toegelicht, laat echter ruimte voor het scenario dat van een concrete vrees voor vervolging op dat bewuste moment (nog) geen sprake was. Dit laat vervolgens weer ruimte voor de mogelijkheid dat eiseres, in het gezelschap van [B] , een reisagent en [stiefkind 1] , op de een of andere manier [plaatsnaam] heeft kunnen verlaten en naar Kandahar heeft kunnen reizen, waarbij zij ongemoeid is gelaten door de Taliban. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat en waarom dit scenario niet geloofwaardig is.
11. Uit het samenstel van de rechtsoverwegingen 4 tot en met 9 komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar problemen met de Taliban ongeloofwaardig zijn.
Over de positie als alleenstaande vrouw
12. Verweerder neemt aan dat eiseres weduwe is en dat de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken. Verweerder meent evenwel dat eiseres niet voldoet aan de criteria van het beleid dat verweerder voert met betrekking tot alleenstaande vrouwen in Afghanistan.2 Verweerder stelt hiertoe dat eiseres over een langere periode zelf in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien en dat zij bescherming en bijstand heeft ontvangen van een mannelijk familielid ( [B] ) en van haar dorpsgenoten. Omdat verweerder geen geloof hecht aan de problemen die eiseres stelt te hebben gehad met de Taliban, gaat verweerder ervan uit dat eiseres bij terugkeer naar [plaatsnaam] onverminderd in haar levensonderhoud kan voorzien en kan terugvallen op haar sociale netwerk of familielid.
12. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over haar problemen met de Taliban ongeloofwaardig zijn. Gelet op dit oordeel kan het standpunt van verweerder dat eiseres zogezegd haar oude leven in [plaatsnaam] weer kan oppakken, niet overeind blijven. De gestelde problemen met de Taliban hangen namelijk samen met de vragen of eiseres bij terugkeer naar [plaatsnaam] kan terugvallen op haar netwerk en op [B] en of zij weer in haar levensonderhoud zal kunnen voorzien. Dat eiseres dus niet als alleenstaande vrouw in de zin van het beleid kan worden aangemerkt, is al hierom onvoldoende gemotiveerd.
12. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres tijdens het nader gehoor wisselend heeft verklaard over de samenstelling van het gezin van haar overleden echtgenoot. In eerste instantie heeft zij verklaard dat het gezin van haar echtgenoot van dezelfde grootte was als haar eigen gezin, namelijk twee broers en twee zussen.3 In tweede instantie en vrijwel direct aansluitend heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot de enige zoon van zijn ouders was. Desgevraagd heeft zij toegelicht dat zij de vraag aanvankelijk niet goed had begrepen en dat zij zich had vergist.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze wijziging in de verklaring van eiseres niet plausibel is. Het enkele argument van verweerder dat de vraagstelling helder was, volstaat daartoe naar het oordeel van rechtbank niet.
12. Hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 11 tot en met 13 leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres niet voor statusverlening in aanmerking komt op basis van het beleid dat verweerder voert ten aanzien van alleenstaande vrouwen in Afghanistan.
2 C7/2.4.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3 p.13 van het nader gehoor.
4 p.14 van het nader gehoor.
16. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft met betrekking tot het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres. Al om die reden komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank laat de overige geschilpunten daarom onbesproken.
16. Het geconstateerde gebrek heeft betrekking op de essentie van de redenering van verweerder. Als gevolg hiervan, en mogelijk door de aanleiding die verweerder ziet om eiseres op onderdelen nader te horen, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek door middel van een bestuurlijke lus te herstellen. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten om dit geschil op een andere wijze te finaliseren. Verweerder dient een nieuw besluit op de aanvraag van eiseres te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).