Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift deelgeschil ex artikel 1019 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) van 6 april 2020, met producties;
- het verweerschrift deelgeschil ex artikel 1019 Rv tevens zelfstandig tegenverzoek van 8 juni 2020, met producties;
2.De feiten
(…). Mijns inziens blijkt hieruit duidelijk de huidige medische situatie van cliënt. Ik meen dat het niet nodig is aanvullend medisch onderzoek te laten doen. Het beperkingenprofiel, zoals opgesteld door dr. [de huisarts] , rechtvaardigt mijns inziens een behoefte aan hulp en verzorging van 30 uur per week, zoals eerder door mij werd gevorderd. Mocht u van mening zijn dat dit niet het geval is, dan stel ik voor dat wij een expertise laten plaatsvinden door een verzekeringsarts gevolgd door arbeidsdeskundig onderzoek. (…).”
(…).6. Beschouwing
Ik heb u in 2014 naar aanleiding van het dossier een functionele mogelijkheden lijst gestuurd. Uiteraard beperkt door het feit dat ik cliënt niet zelf kon onderzoeken en cliënt klaarblijkelijk achteruitgegaan is in zijn gezondheidstoestand, waarover medische informatie nog ontbreekt. (…). Mijns inziens is het goed als cliënt zelf zoveel mogelijk actuele informatie opvraagt bij zijn behandelaars in Australië en deze vervolgens opstuurt ter onderbouwing van de achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. (…).”
(…). In uw rapportage suggereert u dat de posttraumatische stressstoornis van cliënt niet gerelateerd is aan het ongeval. (…).
(…). Inhoudelijke beoordeling van de reacties
3.Het geschil
Daarmee [lees: met een FML] ontstaat informatie die wij als arbeidsdeskundige kunnen en mogen gebruiken om de hulpbehoefte te beoordelen” (2.9). Deze handelwijze, die in lijn is met het oorspronkelijke plan van partijen, zal duidelijkheid verschaffen over de omvang van het aantal benodigde uren aan huishoudelijke hulp en verzorging en zal daarmee voortgang kunnen brengen in de afwikkeling van de zaak. Voor het vaststellen van de hulpbehoefte is geen aanvullend psychiatrisch onderzoek nodig, zoals [verweerder] heeft verzocht (1.2). Er is onvoldoende informatie voorhanden om te concluderen dat nader psychiatrisch onderzoek noodzakelijk is en bovendien valt niet te verwachten dat een dergelijke expertise partijen vooruit zal helpen en een dergelijke expertise de schaderegeling wel onnodig zou vertragen en bemoeilijken. NN begrijpt dat eventuele psychische klachten voor [verweerder] bezwarend zijn, maar meent dat dergelijke klachten de uitkomst van zijn hulpbehoefte niet of nauwelijks zullen beïnvloeden. In het beperkingenprofiel van het NOC en de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde FML wordt immers al rekening gehouden met zeer vergaande beperkingen die maken dat [verweerder] zijn werkzaamheden en vrijwel al zijn dagelijkse activiteiten niet meer zelf kan verrichten. Bovendien zijn de gestelde psychische klachten al in voldoende mate verdisconteerd in de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde FML. NN wil zich richten op het bereiken van voortgang over de behoefte aan huishoudelijke hulp en verzorging en de daarmee samenhangende discussie over de medische stand van zaken.
- i) te bepalen dat NN aan [verweerder] een aanvullend voorschot betaalt van € 1.500 in verband met de door hem als gevolg van het ongeval gemaakte en nog te maken medische kosten die niet door de eigen zorgverzekeraar worden betaald;
- ii) de kosten van zijn advocaat te begroten op 16,5 uur tegen een uurtarief van
4.De beoordeling
Behandeling in deelgeschil
Argumenten om van de gecombineerde neurologische – orthopedische expertise af te wijken ontbreken zodat ik deze in de beoordeling van de beperkingen als uitgangspunt zal nemen.
Al met al acht ik geen grote verschillen aan de orde in tussen de bij de expertise aangegeven beperkingen en de beperkingen van nadien”.