ECLI:NL:RBDHA:2020:14402
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor meerderjarige zoon zonder gezinsverband
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een meerderjarige zoon van een Filipijnse moeder. De aanvraag was ingediend op 23 oktober 2018, maar werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 april 2019 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 4 september 2019 ongegrond verklaard, waarna de eiser in beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 september 2020, waarbij de moeder van de eiser aanwezig was met haar gemachtigde, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat er geen gezinsverband bestond tussen de eiser en zijn moeder, aangezien de eiser ten tijde van de aanvraag meerderjarig was en al sinds 2004 bij familieleden van zijn moeder woonde. De rechtbank concludeerde dat de contacten tussen de moeder en de eiser, zoals bezoeken en telefonische communicatie, niet voldoende waren om een gezinsband aan te nemen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen sprake was van meer dan gebruikelijke banden die nodig zijn om family life aan te nemen, en dat de afweging van belangen niet aan de orde was omdat er geen family-life was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.