ECLI:NL:RBDHA:2020:14391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
NL20.15644 en NL20.15645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Egyptische eisers op grond van onvoldoende aannemelijkheid van vervolgingsvrees

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Egyptische eisers, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De eisers, een man en een vrouw, hebben hun aanvragen gebaseerd op de vrees voor vervolging door de Egyptische autoriteiten, waarbij de man stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat vanwege zijn vader, een lid van de moslimbroederschap, en de vrouw vanwege haar deelname aan een demonstratie in 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vrees van de eisers niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers beoordeeld, waaronder hun stelling dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van de vrouw bij terugkeer naar Egypte ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank concludeert dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees en dat de eerdere betrokkenheid van de vrouw bij een demonstratie niet voldoende is om aan te nemen dat zij bij terugkeer in Egypte problemen zal ondervinden. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van hun asielaanvragen standhoudt. De uitspraak is gedaan door rechter M. Ramsaroep, in aanwezigheid van griffier C. ten Klooster.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.15644 en NL20.15645

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum 1] 1990 (eiser)
,en
[eiseres] , geboren op [geboortedatum 2] 1993,mede namens haar minderjarige zoon
[naam minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2017(eiseres),
allen met de Egyptische nationaliteit, eisers
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] en [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij separate besluiten van 12 augustus 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarbij is aan eisers uitstel van vertrek verleend tot
6 weken na de bevallingsdatum van eisers en eiseres’ tweede kind.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep van eiser is geregistreerd onder het zaaknummer NL20.15644 en het beroep van eiseres is geregistreerd onder het zaaknummer NL20.15645.
De zaken zijn ter zitting gevoegd behandeld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer E. Khoshaba. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben het volgende aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd.
Eisers vader is een vooraanstaand lid van de moslimbroederschap. Eiser heeft de dienstplicht ontweken en hij is Egypte illegaal uitgereisd. Vanwege voormelde feiten en omstandigheden vreest eiser dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische
autoriteiten staat. Eiseres vreest dat ook zij vanwege het lidmaatschap van haar schoonvader in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten staat.
Eiseres heeft op 31 oktober 2013 deelgenomen aan een demonstratie in Egypte, waarvoor zij is veroordeeld. Haar gevangenisstraf van 11 jaar is omgezet in een voorwaardelijke straf van één jaar. In Zuid-Korea, waar eisers ook asiel hebben aangevraagd, hebben zij deelgenomen aan demonstraties tegen de Egyptische autoriteiten. Vanwege deze deelname vrezen eisers dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van eiseres bij terugkeer naar Egypte ten uitvoer zal worden gelegd.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit onder meer op het standpunt gesteld dat de vrees van eisers, dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan eiseres is opgelegd alsnog ten uitvoer zal worden gelegd en dat eisers in de negatieve belangstelling staan van de Egyptische autoriteiten, niet aannemelijk is gemaakt. Nu deze vrees niet aannemelijk is geworden, komen eisers niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
3. Eisers hebben in beroep de hierna te bespreken gronden tegen de bestreden besluiten aangevoerd.
4. Het is op zichzelf juist dat de zienswijze van eiseres slechts in het digitale dossier van eiser is opgenomen, maar nu de zaken gevoegd zijn behandeld, maakt deze zienswijze in het digitale dossier van eiser deel uit van het digitale dossier van eiseres.
5. Eisers hebben allereerst verwezen naar de zienswijze en verzocht deze als integraal onderdeel van het beroep mee te nemen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder (gemotiveerd) is ingegaan op wat namens eiser is aangevoerd in de zienswijze. Met de enkele verwijzing naar de zienswijze hebben eisers niet duidelijk gemaakt op welke punten de bestreden besluiten en de daarin ingelaste voornemens onjuist of onvolledig zijn en waarom. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
7. Eisers hebben vervolgens aangevoerd dat zij op genoegzame wijze inzichtelijk en aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging en bij gedwongen terugkeer in ieder geval het risico lopen slachtoffer te worden van een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
8. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt, reeds omdat eisers niet hebben gemotiveerd waarom de reactie van verweerder op wat eisers in de asielprocedure hebben aangevoerd (in de woorden van eisers: inzichtelijk hebben gemaakt) geen stand kan houden.
9. Eisers hebben aangevoerd dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat vanwege verschillende redenen de voorwaardelijke gevangenisstraf van eiseres bij haar terugkeer naar Egypte alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
9.1.
Allereerst voeren eisers aan dat de gegrondheid van hun vrees dat de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd blijkt uit de eerdere betrokkenheid van eiseres bij een verboden demonstratie.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele eerdere betrokkenheid van eiseres bij een demonstratie niet tot die conclusie kan leiden. Dat de negatieve aandacht destijds heeft geleid tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, laat onverlet dat zij nadien nog in Egypte heeft gewoond en heeft gestudeerd aan een universiteit in Egypte, dat zij legaal Egypte in- en uit kon reizen en dat haar oudste zoon op [geboortedatum 3] 2017 is geboren in Egypte, die door een broer van eiser is geregistreerd bij de Egyptische autoriteiten. Eiseres heeft tijdens haar verblijf in Egypte in 2017 geen problemen (van de zijde van de Egyptische autoriteiten) ondervonden. De enkele betrokkenheid bij de eerdere demonstratie kan daarom niet tot de conclusie leiden dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van eiseres nu alsnog ten uitvoer zal worden gelegd als zij terugkeert naar Egypte. Anders dan eisers stellen, heeft verweerder niet aan eiseres tegengeworpen dat de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten die zij in 2013 op zich heeft gevestigd door haar deelname aan een demonstratie niet meer zou bestaan, maar werpt verweerder terecht aan eiseres tegen dat deze feiten er niet op duiden dat de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Eisers hebben weliswaar gesteld dat eiseres tijdens haar verblijf in Egypte geen problemen van de zijde van de Egyptische autoriteiten heeft ondervonden,
omdatzij onopgemerkte in Egypte heeft kunnen verblijven, door bijvoorbeeld de bevalling in een privékliniek, en zij zonder problemen Egypte heeft kunnen uitreizen,
omdattijdens een uitreis via de Verenigde Arabische Emiraten geen controles zouden plaatsvinden, maar deze stellingen hebben zij niet aannemelijk gemaakt. Overigens valt het gestelde onopgemerkte verblijf van eiseres in Egypte niet te rijmen met het feit dat eiseres tijdens dat verblijf aan het sociaal maatschappelijk leven heeft deelgenomen door aan een universiteit te studeren en een broer van eiser de geboorte van eisers’ eerste kind bij de Egyptische autoriteiten heeft gemeld.
9.3.
Vervolgens voeren eisers aan dat aannemelijk is dat de Egyptische autoriteiten wel op de hoogte zijn van de aanwezigheid van eiseres bij de demonstratie in Zuid-Korea. Zij hebben in beroep gesteld dat de Egyptische autoriteiten het internet in de gaten houden op zoek naar iedere kritische uiting over het regime, dat de Egyptische autoriteiten beschikken over een uitgebreide databank voor fotoherkenning en dat zij daarom er achter zullen komen dat eiseres deel heeft genomen aan een demonstratie in Zuid-Korea.
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat eisers de juistheid van deze stellingen niet aannemelijk hebben gemaakt. De verwijzing in de zienswijze naar het rapport van het US Department of State is daarvoor onvoldoende. In dat rapport staat immers niet dat namens de Egyptische autoriteiten actief op internet gezocht wordt naar oppositionele activiteiten zodat kritiek kan worden afgestraft. Met deze enkele stellingen hebben eisers dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van eiseres’ deelname aan de demonstratie en daarmee ook niet dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van eiseres om die reden ten uitvoer zal worden gelegd zodra zij terugkeert naar Egypte.
9.5.
Voorts voeren eisers aan dat uit de informatie die zij over eiseres’ vriendinnen heeft verstrekt, blijkt dat de vrees die bij eisers leeft niet alleen gebaseerd is op een vermoeden, maar ook bestaat uit concrete gegevens. Bovendien moet dit niet los worden gezien van de positie van eiser en zijn vader, zodat er redelijkerwijs van kan worden uitgegaan dat de Egyptische autoriteiten het gezin bij terugkeer niet ongemoeid zullen laten.
9.6.
De rechtbank is van oordeel dat eisers met voormelde stellingen hun gestelde vrees voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer, niet aannemelijk hebben gemaakt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Voor
zover al moet worden aangenomen dat bij deze vriendinnen de aan hen opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer is gelegd, is van belang voor ogen te houden dat hun in de ogen van de Egyptische autoriteiten niet gewenste gedragingen sinds hun deelname aan de demonstratie van 2013 kennelijk bij de Egyptische autoriteiten bekend zijn geraakt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar gestelde deelname aan een of meer demonstraties in Zuid-Korea bekend is geworden of zal worden. Daarom is niet aannemelijk dat zij bij terugkeer naar Egypte door de Egyptische autoriteiten aangehouden zal worden en vervolgens de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Dit volgt ook niet uit de positie van eiser (en zijn vader), ook niet in samenhang bezien met de houding van eiseres. Ten tijde van haar terugkeer in Egypte in 2017 was eiseres al veroordeeld wegens haar deelname aan de demonstratie in 2013. Zij was op dat moment ook al de schoondochter van de vader van eiser. Zij heeft destijds geen problemen ondervonden. Deze enkele omstandigheden kunnen er dan ook niet toe leiden dat aannemelijk is dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van eiseres bij terugkeer in Egypte ten uitvoer zal worden gelegd. Ook uit de positie van eiser kan niet worden afgeleid dat eisers in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staan dan wel zullen staan. Eiser heeft in 2015 een identiteitskaart en in 2019 (na de gestelde deelname aan de demonstraties in Zuid-Korea) een paspoort aangevraagd en gekregen van de Egyptische autoriteiten. Niet is gebleken dat hij hierbij problemen heeft ondervonden. Dat eiser het paspoort niet in persoon heeft aangevraagd, laat onverlet dat deze documenten hem door de Egyptische autoriteiten zijn verstrekt. Dit duidt niet op enige negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten voor de persoon van eiser, al dan niet vanwege de positie van eisers vader. De voorbeelden die eiser verder heeft genoemd van mensen die ook problemen hadden vanwege een familielid dat in de negatieve belangstelling stond, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat ook eiser in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat dan wel zal staan indien hij terugkeert naar Egypte.
9.7.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers met deze omstandigheden niet aannemelijk hebben gemaakt dat bij terugkeer de aan eiseres opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd dan wel dat zij vanwege hun familierelatie met eisers vader voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM hebben te vrezen.
10. Tot slot hebben eisers gesteld dat verweerder ten onrechte het tijdsverloop tussen eiseres’ deelname aan de demonstratie in 2013 en haar verzoek om asiel noemt. Volgens eiseres valt niet in te zien dat de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer zou bestaan. Zij zal zich dus aan de voorwaarden dienen te houden.
10. Naar het oordeel van de rechtbank berust de stelling van eiseres, dat verweerder er ten onrechte van uit gaat dat de voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer bestaat, op een onjuiste lezing van het bestreden besluit. Verweerder gaat wel uit van het bestaan van deze straf. De stelling dat eiseres zich aan de voorwaarden moet houden, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat eiseres niet duidelijk heeft kunnen maken welke voorwaarden zijn verbonden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.
10. Wat eisers aanvoeren over eiseres’ drijfveren en haar gevoel voor rechtvaardigheid om deel te nemen aan de demonstraties kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit weliswaar allerlei kanttekeningen geplaatst bij de verklaringen van eiseres over haar deelname aan de demonstraties in
Zuid-Korea, maar heeft daaraan geen conclusie verbonden voor wat betreft de geloofwaardigheid van de deelname aan de demonstraties in Zuid-Korea.
13. Nu geen van de beroepsgronden van eisers slaagt dan wel tot vernietiging van de bestreden besluiten kan leiden, is de rechtbank van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
14 september 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.