Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 september 2020 in de zaak tussen
[eiser] ,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het betreffen onder meer veroordelingen voor misdrijven gericht tegen de lichamelijke en persoonlijke integriteit: mishandeling, openlijke geweldpleging, poging tot zware mishandeling, diefstal met geweld in vereniging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of verkrachting en/of brandstichting, poging tot doodslag, mishandeling van een politieagent gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn functie en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, huiselijk geweld en wederspannigheid.
Daarnaast heeft eiser meerdere zware vermogensdelicten gepleegd: (gekwalificeerde) diefstallen, witwassen en (woning)inbraken alsook meerdere beledigingsdelicten tegen openbare gezagsdragers (al dan niet gepaard gaande met geweld en/of bedreigingen).
Voorts heeft eiser een aantal verkeersdelicten gepleegd, zoals het rijden onder invloed en het verlaten van een plaats na een ongeval.
Verweerder heeft tegen eiser ook een inreisverbod voor de duur van 10 jaar uitgevaardigd. Volgens verweerder vormt eisers persoonlijk gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. Volgens verweerder is het besluit tot intrekking van eisers verblijfsvergunning en tot het uitvaardigen van het inreisverbod niet in strijd met het recht op respect voor het familieleven en het recht op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Intrekking van de verblijfsvergunning
Zwaar inreisverbod van 10 jaar
Artikel 8 van het EVRM
De rechtbank stelt vast dat verweerder in de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM heeft betrokken de in het arrest van Boultif tegen Zwitserland van 2 augustus 2001 [5] en in het arrest Üner [6] tegen Nederland gedefinieerde criteria. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle hem in de bestuurlijke fase bekend geworden en door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden in de belangenafweging meegewogen, waaronder ook de aard en de ernst van de door eiser gepleegde misdrijven. Anders dan eiser heeft betoogd heeft verweerder terecht gesteld dat sprake is van ernstige misdrijven. Verweerder heeft voldoende dragend gemotiveerd waarom de belangenafweging niet in het voordeel van eiser uitpakt.