4.2.Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft eiser ter zitting verklaard dat zijn standpunten met betrekking tot zijn betrokkenheid bij [politieke partij 1] en de verrichte activiteiten voor [politieke partij 1] zijn ingenomen om te motiveren dat verweerder ten onrechte twijfelt aan zijn politieke overtuiging inzake de doeleinden van [politieke partij 2] .
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting, naar aanleiding van de door eiser in beroep overgelegde e-mail van 6 augustus 2020 van [voorzitter] , de voorzitter van de stichting, heeft verklaard dat thans wel geloofwaardig is dat eiser betrokken is bij de stichting.
Vervolgens heeft verweerder met verwijzing naar het rapport van UK Home Office van
juli 20202 het standpunt ingenomen dat oppositieleden van het Ethiopische regime niet in zijn algemeenheid hebben te vrezen voor vervolging en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten staat dan wel bij terugkeer zal komen te staan.
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
7. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond slaagt en overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft onder meer gesteld dat politieke opposanten van het huidige Ethiopische regime, onder wie ook aanhangers en leden van [politieke partij 2] , bij terugkeer naar Ethiopië hebben te vrezen voor vervolging dan wel een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser verwezen naar informatie uit
verschillende bronnen, waaronder informatie zoals genoemd in de aanvullende zienswijze van
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2 https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/900975/CPIN_-
_Ethiopia_-_Opposition_to_the_government.pdf
28 mei 2020 die in het bijzonder betrekking hebben op de positie van aanhangers en leden van [politieke partij 2] . Verweerder heeft ter zitting verwezen naar het rapport van UK Home Office van
juli 2020, maar is niet inhoudelijk ingegaan op voormeld standpunt van eiser in verbinding met de rapporten over [politieke partij 2] leden en aanhangers waarnaar eiser in de aanvullende zienswijze heeft verwezen. Nu verweerder in beroep en dus anders dan in het bestreden besluit wel geloofwaardig acht dat eiser betrokken is bij de stichting, lag het op de weg van verweerder om daarover wel een standpunt in te nemen en te motiveren of vorenbedoelde informatie hem al dan niet tot een ander oordeel leidt. Door dit na te laten is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
8. Uit het voorgaande volgt reeds dat het beroep gegrond is. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder binnen zes weken na heden een nieuwe beslissing zal moeten nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en geoordeeld.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).