In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G. van Reemst, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy Kovacs, afgewezen bij besluit van 16 juli 2020, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 augustus 2020, waarbij verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, wat betekent dat de Staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag van verzoeker moet nemen.
De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat inhoudt dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er een beslissing op zijn aanvraag is genomen. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.