In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2020 een beschikking gegeven in het kader van een heroverweging van een Europees betalingsbevel. Verzoekster, Internationale Blumenhandel Bung Linden B.V., heeft verzocht om heroverweging van het Europees betalingsbevel dat op 13 november 2019 was uitgevaardigd en op 29 januari 2020 uitvoerbaar was verklaard. Bung Linden BV stelde dat zij pas op 8 april 2020 kennis had genomen van het betalingsbevel, omdat dit pas op die datum aan haar was betekend. Hierdoor zou de termijn voor het indienen van een verweerschrift niet zijn gaan lopen, en was de uitvoerbaarverklaring ten onrechte afgegeven.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot heroverweging niet tijdig was ingediend. De rechtbank stelde vast dat het Europees betalingsbevel op 14 november 2019 aan Bung Linden BV was betekend, en dat de termijn voor het indienen van een verzoek tot heroverweging op dat moment was gaan lopen. De rechtbank oordeelde dat Bung Linden BV op dat moment op de hoogte had moeten zijn van het betalingsbevel en de mogelijkheid om verweer te voeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot heroverweging niet binnen de vereiste termijn van vier weken was ingediend, en heeft het verzoek daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De beslissing van de rechtbank om het verzoek tot heroverweging af te wijzen, is in het openbaar uitgesproken door mr. H.J. Vetter. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzoeken in het kader van de Europese betalingsbevelprocedure en de verantwoordelijkheden van partijen om op de hoogte te zijn van juridische documenten die hen aangaan.