In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 10 september 2020 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser sinds 5 augustus 2020 met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen op de zitting. Verweerder was wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft aangevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Aangezien de gemachtigde van eiser geen contact heeft onderhouden en eiser niet op de zitting is verschenen, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen één week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.