ECLI:NL:RBDHA:2020:14266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB 20_3469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Marokkaanse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in 1950, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, met als doel gezinshereniging met haar meerderjarige zoon, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, waardoor er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven zou zijn zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres heeft gesteld dat er een sterke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen haar en haar zoon, die in Nederland woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres financieel afhankelijk is van haar zoon, die haar regelmatig geld toestuurt. Daarnaast heeft eiseres gezondheidsproblemen en is zij volledig afhankelijk van de zorg van haar zoon, die in Marokko woont. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres geen sociaal netwerk of familie meer heeft in Marokko, wat haar situatie verder bemoeilijkt.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt tussen het belang van eiseres en het algemeen belang van de Nederlandse samenleving. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1950] , van Marokkanse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.C. Gelok),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossebrugge-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 22 maart 2019 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf op grond van artikel 8 EVRM’ bij [Referent] (referent) afgewezen.
Bij besluit van 31 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Referent was ook aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiseres is geboren op [1950] en zij is van Marokkaanse nationaliteit. Zij verblijft op dit moment in Marokko. Eiseres wenst verblijf bij referent, de meerderjarige zoon van eiseres die de Nederlandse nationaliteit bezit.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, waardoor geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. [1]
3. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat er sprake is van beschermenswaardig familieleven. Tussen eiseres en referent bestaat een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, die altijd heeft bestaan. Dit blijkt volgens eiseres uit de volgende feiten en omstandigheden. Referent is het enige kind van eiseres. De vader van referent is vertrokken toen referent nog zeer jong was, dus eiseres heeft altijd alleen voor hem gezorgd. Dit maakt dat zij een erg sterke band hebben. In 1994 is referent naar Nederland vertrokken, maar ook daarna duurde de meer dan gebruikelijke afhankelijkheid voort. Referent onderhoudt eiseres financieel. Zij heeft geen eigen inkomen. Eiseres heeft bij familie gewoond maar kwam er door het overlijden en/of vertrekken van familieleden alleen voor te staan. Referent heeft een huis in Marokko gekocht, waarin hij in de vakantie kan verblijven en waarin eisers op de bovenverdieping woont.. Zij woont daar nog steeds. Eiseres heeft geen sociaal netwerk of familie meer in Marokko. In de laatste jaren is haar gezondheid verslechterd. Ze heeft nu de volledige dag zorg nodig. Alleen wonen is gevaarlijk. Eiseres heeft een tijd inwonende hulp gehad, maar die familie is nu verhuisd. En andere vormen van thuiszorg zijn in Marokko niet beschikbaar. Eiseres is daarom ook volledig afhankelijk van referent voor zorg. Drs. [A] is bij eiseres op bezoek geweest en heeft gerapporteerd over haar levenssituatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak [2] is er sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s). Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een de normale emotionele banden overstijgende afhankelijkheid tussen volwassen familieleden is een aantal factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Ook mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de door het afhankelijke familielid benodigde zorg exclusief door de referent kan worden gegeven of dat ook andere familieleden of derden die zorg kunnen verschaffen. Geen van deze factoren zijn op zichzelf of in combinatie per definitie voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. Daarbij zullen steeds alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. Als er sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is verweerder niet zonder meer verplicht om eiseres een mvv te verlenen. Verweerder kan daartoe besluit als hij het belang van eiseres zwaarder vindt wegen dan het algemene Nederlandse belang. Als geen sprake is van familieleven in vorenbedoelde zin, is er echter geen noodzaak meer voor een nadere belangenafweging.
5. De omstandigheid dat eiseres in het land van herkomst, mede vanwege haar hoge leeftijd, gestelde eenzaamheid en slechter wordende gezondheid, in een lastige positie zit, verplicht verweerder op zichzelf niet tot vergunningverlening aan eiseres op grond van artikel 8 van het EVRM om zich te kunnen herenigen met haar meerderjarig kind in Nederland. Het gaat in de deze zaak uitsluitend om de vraag of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Hiervoor zijn de volgende omstandigheden van belang.
Samenwoning
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres en referent al lange tijd niet meer samenwonen. Het samenleven eindigde in 1994, toen referent naar Nederland vertrok. Eiseres heeft sindsdien met haar familie (moeder en broers) gewoond, maar zij bleef uiteindelijk alleen achter. Eiseres woont sindsdien in de woning van referent.
Financiële afhankelijkheid
7. Eiseres heeft verklaard dat zij volledig financieel afhankelijk is van referent. Zij heeft geen eigen inkomsten of pensioen, en ze leeft van het geld dat referent haar periodiek opstuurt. Verder woont eiseres in de woning van referent. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit door de stukken in het dossier wordt bevestigd. Eiseres heeft bewijs overgelegd van stortingen in de periode 2006 tot en met 2018 via onder andere Western Union. Dat de perioden tussen de stortingen fluctueren, maakt op zichzelf niet dat eiseres niet financieel afhankelijk is. Bovendien heeft eiseres verklaard dat dit kan komen doordat referent haar geld overhandigt als hij in Marokko aanwezig is en dat het geld ook soms wordt meegegeven aan een bekende die het dan aan eiseres afgeeft. Verder is niet gebleken dat eiseres een inkomen geniet. Bij haar brief van 30 september 2019 heeft eiseres daartoe een verklaring van de CNSS overgelegd.
Emotionele afhankelijkheid
8. In dit kader heeft referent benadrukt dat hij het enige kind is van eiseres, en dat hij vanaf een jonge leeftijd alleen is opgevoed door haar. De vader van referent is vertrokken toen hij 2 jaar was. Eiseres heeft altijd voor hem gezorgd en daardoor hebben zij een hechte band. Referent voelt zich (mede daarom) erg verantwoordelijk voor het welzijn van zijn moeder. Ondanks dat hij in 1994 naar Nederland is vertrokken, heeft hij alles gedaan om voor haar te zorgen. Hij onderhoudt haar financieel en zij woont in zijn huis in Marokko. Toen eiseres nog gezond was bezocht zij referent in Nederland eens per jaar op een visum. Referent gaat elk jaar bij zijn moeder op bezoek in Marokko. Uit de rapporten van drs. [A] volgt bovendien dat eiseres geen familie meer heeft in Marokko, en dat zij door een verhuizing ook niet kan terugvallen op een ander sociaal netwerk.
Gezondheidsproblemen
9. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers kampt met de nodige gezondheidsproblemen. Eiseres heeft diabetes. Zij moet daardoor dagelijks insuline spuiten. Omdat eiseres vrijwel blind is kan zij de insuline niet goed afmeten. Daar heeft zij dus hulp voor nodig. Door een tekort aan insuline verliest eiseres regelmatig het bewustzijn. Door haar slechte zicht is eiseres ook niet in staat om zich veilig over straat te begeven. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij exclusief afhankelijk is van zorg door referent en zijn gezin. Referent heeft voldoende inspanningen verricht om de zorg op andere wijze te regelen. Hierbij vindt de rechtbank van belang dat referent vanuit Nederland zorg voor haar heeft geregeld toen dit noodzakelijk werd. Zo heeft hij via-via geregeld dat de familie [Familie] bij haar kwam inwonen en haar de nodige hulp bood. Deze familie is echter verhuisd, en op afstand betrouwbare andere zorgverleners vinden is in de ogen van referent praktisch onmogelijk. Omdat eiseres geen familie of sociaal netwerk heeft, zal er op een alternatieve wijze thuiszorg moeten worden geregeld. Uit het rapport van drs. [A] volgt dat thuiszorg zoals in Nederland bestaat, niet aanwezig is in Marokko. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit niet uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat dit wel mogelijk is. De rechtbank vindt het verder niet onaannemelijk dat het zeer problematisch is om goede hulp te krijgen voor eiseres, gezien haar specifieke zorgbehoeftes. Dat er een reële mogelijkheid bestaat dat derden zorg geven, is daarom niet gebleken.
10. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen tussen eiseres en referent. Verweerder moest dan ook in het kader van artikel 8 van het EVRM een belangenafweging maken. Dit heeft hij nagelaten. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet dan ook worden vernietigd voor zover verweerder niet uitgaat van familieleven tussen eiseres en referent. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dit betekent dat verweerder een belangenafweging moeten maken die resulteert in een “fair balance” tussen enerzijds het belang van eiseres en referent bij de uitoefening van het familieleven in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving. Daarbij moet verweerder alle relevante feiten en omstandigheden betrekken. Verweerder krijgt vier weken de tijd om een nieuw besluit te nemen. De termijn gaat lopen zodra deze uitspraak is verzonden.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.EVRM: het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.