ECLI:NL:RBDHA:2020:14246
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en internationale bescherming in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser internationale bescherming geniet in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten de eiser subsidiaire bescherming hebben verleend en dat hij op 11 september 2017 een verzoek om vluchtelingenstatus heeft ingediend, dat door de Duitse rechter ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen verblijfsrecht in Duitsland heeft, aangezien de Duitse rechtbank zijn beroep ongegrond heeft verklaard en de subsidiaire bescherming van kracht blijft.
De rechtbank heeft ook de vraag beantwoord of de staatssecretaris terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. De rechtbank concludeert dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie in Duitsland zo slecht is dat er sprake zou zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat het enkele feit dat de eiser in Duitsland een slechtere economische positie zou hebben dan in Nederland, niet voldoende is om te concluderen dat zijn rechten worden geschonden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.