ECLI:NL:RBDHA:2020:14211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van een WIA-uitkering. Eiser had eerder een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van de beoordeling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had in het verleden al een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd opnieuw geconcludeerd dat hij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat hun rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser voerde aan dat zijn lichamelijke gesteldheid was verslechterd en dat er meer rekening gehouden had moeten worden met de medische informatie van zijn behandelend artsen. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie van de cardioloog en orthopeed al was meegenomen in de beoordeling en dat er geen medische aanwijzingen waren voor een zwaardere beperking dan eerder vastgesteld.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was, omdat eiser nog steeds voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.