ECLI:NL:RBDHA:2020:14166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
NL20.11195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, had een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met een beroepsprocedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad en werd vertegenwoordigd door M.J. Roeloffzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op 20 juli 2020 heeft gereageerd op het verzoek van de eiser.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat, op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), het mogelijk is dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet vergoeden. De eiser had op 24 mei 2020 beroep aangetekend omdat de verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na het indienen van het beroep heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de eiser zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is er een bedrag van € 262,50 toegekend aan de eiser, dat door de verweerder moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11195
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Yousef), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.J. Roeloffzen).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft op 20 juli 2020 gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoeker is op 24 mei 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Verweerder heeft alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bbp is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
28 augustus 2020

[documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.