ECLI:NL:RBDHA:2020:14143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Russische nationaliteit bezit. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht. Na een nieuwe aanvraag in juni 2020, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wederom de aanvraag niet in behandeling genomen, ditmaal op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 5 november 2020 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het procesverloop besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 13 oktober 2018 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat de Nederlandse autoriteiten op 20 november 2018 aan Duitsland hebben verzocht om eiser terug te nemen. Dit verzoek werd door Duitsland op 28 november 2018 aanvaard. Echter, eiser heeft op 24 april 2019 in België een nieuw verzoek ingediend, wat complicaties met zich meebracht voor de overdracht van de verantwoordelijkheid.
De rechtbank concludeert dat België geen verzoek tot terugname heeft ingediend binnen de gestelde termijnen van de Dublinverordening, waardoor de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag bij België ligt. Eiser heeft ook aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in België ontoereikend zijn, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 november 2020.