ECLI:NL:RBDHA:2020:14142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel 'familie en gezin', omdat hij bij zijn vriendin, de referente, wilde verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen door de staatssecretaris, die concludeerde dat de eiser en referente niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie onderhouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende objectief verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De overgelegde documenten, waaronder een summier ingevulde vragenlijst en enkele foto's, werden door de staatssecretaris als onvoldoende beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de relatie niet voldoende was aangetoond, en dat het aan de eiser was om zijn aanvraag deugdelijk te onderbouwen.
Tijdens de zitting werd ook opgemerkt dat nieuwe stukken die na het bestreden besluit waren ingediend, niet konden worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze niet relevant waren voor de aanvraagfase. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat hij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.