ECLI:NL:RBDHA:2020:14142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
20/6553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel 'familie en gezin', omdat hij bij zijn vriendin, de referente, wilde verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen door de staatssecretaris, die concludeerde dat de eiser en referente niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie onderhouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende objectief verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De overgelegde documenten, waaronder een summier ingevulde vragenlijst en enkele foto's, werden door de staatssecretaris als onvoldoende beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de relatie niet voldoende was aangetoond, en dat het aan de eiser was om zijn aanvraag deugdelijk te onderbouwen.

Tijdens de zitting werd ook opgemerkt dat nieuwe stukken die na het bestreden besluit waren ingediend, niet konden worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze niet relevant waren voor de aanvraagfase. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat hij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/6553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren,
V-nummer: [nummer]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Verbaas.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de door [naam 2] (referente) namens eiser ingediende aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “familie en gezin” afgewezen.
Bij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 20 augustus 2020 beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 5 november 2020 in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook was ter zitting aanwezig referente.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Ghanese nationaliteit. Op 15 december 2019 heeft eiser een aanvraag gedaan voor afgifte van een mvv voor het doel “familie en gezin”. Hij stelt dat referente zijn vriendin is en dat hij bij haar wenst te verblijven.
2. Op grond van de door eiser overgelegde gegevens heeft verweerder geconcludeerd dat eiser en referente niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie met elkaar onderhouden. Daarom heeft verweerder in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende objectief verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde duurzame en exclusieve relatie met referente.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vb [1] verleent verweerder een verblijfsvergunning onder de beperking ‘Verblijf als familie- of gezinslid’ aan de vreemdeling die met de desbetreffende referent een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt. Op grond van paragraaf B7/3.1.1 van de Vc [2] neemt verweerder aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Indien verweerder onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, kan verweerder de aanvraag afwijzen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met de overgelegde documenten zijn relatie met referente onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat de in de bestuurlijke fase overgelegde vragenlijst summier is beantwoord. Deze is aangevuld met een e-mail van referente met hierin weinig details over wat de relatie omvat. Ook is er weinig objectieve informatie. De enkele foto’s die referente heeft overgelegd, vormen niet zonder meer bewijs van het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie, omdat het een momentopname betreft. Referente heeft al aangegeven dat zij niet over meer foto’s beschikt, omdat zij deze in een boze bui heeft verwijderd. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat dit onvoldoende verklaring is voor het ontbreken van meer foto’s. In dat kader heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser evenmin foto’s heeft overgelegd. Dit is niet betwist door eiser. De vliegtickets van referente naar Ghana tonen enkel aan dat referente in Ghana is geweest en niet dat die bezoeken ook daadwerkelijk zijn gebruikt om de gestelde relatie te verdiepen. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat referente familieleden in Ghana heeft en dat deze vliegtickets ook gebruikt zouden kunnen zijn om haar familieleden te bezoeken. De overgelegde kopieën van de WhatsApp-berichten tussen eiser en referente heeft verweerder eveneens onvoldoende kunnen achten, omdat deze slechts zien op een korte periode. Verweerder mocht van eiser een nadere onderbouwing met objectief verifieerbare bewijsstukken verwachten, nu eiser en referente stellen dat zij elkaar sinds 2015 kennen. Het is aan eiser om zijn aanvraag deugdelijk te onderbouwen en niet aan verweerder om bij slechts een minimale uitleg over de relatie en onderbouwing van de aanvraag, uitgebreid onderzoek te gaan doen naar de relatie tussen eiser en referente. De stelling van eiser dat sprake zou zijn van een gebrekkig onderzoek door verweerder, volgt de rechtbank dan ook niet.
6. In beroep zijn nieuwe stukken toegezonden, maar gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb [3] en artikel 3.102, eerste lid, van het Vb dienen relevante gegevens al in de aanvraagfase en uiterlijk in de bezwaarfase te worden verstrekt. Bovendien gaat het om foto’s die gemaakt zijn na het bestreden besluit. Gelet op de ex tunc-toetsing kunnen deze stukken niet door de rechtbank worden meegenomen.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder hem in bezwaar ten onrechte niet heeft gehoord. Uit het bezwaarschrift, gezien in het licht van het primaire besluit, was gelet op wat hiervoor is overwogen op voorhand in redelijkheid geen twijfel mogelijk dat het bezwaar niet tot een ander besluit had kunnen leiden. Verweerder heeft daarom op goede gronden geoordeeld dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond was als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Vreemdelingebesluit 2000
2.Vreemdelingencirculaire 2000
3.Algemene wet bestuursrecht