Overwegingen
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag van 9 oktober 2020 ten grondslag gelegd dat hij en zijn vrienden op 24 augustus 2012 in Algerije zijn mishandeld door een groep van rond de zeventien personen. Hij is daarbij gewond geraakt aan zijn gezicht doordat iemand hem met een mes heeft gesneden. Eiser heeft een klacht ingediend bij de marechaussee. Hij stelt door een van de daders, genaamd [naam 2], met de dood te zijn bedreigd, zodat hij de klacht zou intrekken. Eiser is naar aanleiding van dit incident bij zijn oma ondergedoken. Van zijn vrienden en familie hoorde hij dat de daders hem zochten. Eiser stelt dat hij zijn leven niet zeker is in Algerije, omdat de vader van een van de daders rechter is en hij daardoor geen bescherming zal krijgen van de Algerijnse autoriteiten. Uit algemene bronnen is bekend dat corruptie in Algerije wijdverbreid is. Dit blijkt ook uit de wijzigingen die zijn aangebracht in het strafdossier, waardoor [naam 2] zijn straf heeft ontlopen. Eiser vreest bij terugkeer dat er wraak op hem zal worden genomen, omdat de eer van de belager is geschonden.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit, identiteit en herkomst.
- Incident 24 augustus 2012 en daaruit voortvloeiende problemen.
4. Verweerder heeft de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst niet definitief kunnen vaststellen omdat eiser bekend is onder meerdere aliassen. De opgegeven personalia worden vooralsnog wel gevolgd. De verklaring van eiser omtrent de mishandeling op 24 augustus 2012 wordt ongeloofwaardig geacht omdat eiser hierover wisselend heeft verklaard en zijn verklaring niet nader heeft onderbouwd met stukken, terwijl hij heeft gesteld wel over stukken te beschikken. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat is gebleken dat eiser al sinds 10 mei 2013 in verschillende Europese landen heeft verbleven, waarbij hij tweemaal een asielaanvraag heeft ingediend. Van eiser had in alle redelijkheid verwacht mogen worden dat hij op de hoogte was van het belang van het overleggen van documenten. Het niet overleggen van deze documenten doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
Algerije is door verweerder als een veilig land van herkomst aangemerkt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije in zijn geval zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en in zijn individuele geval niet als veilig land van herkomst is aan te merken. Ook heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat er, indien zich problemen voordoen in Algerije, voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen de bescherming van de autoriteiten van Algerije in te roepen.
5. Eiser is het hier niet mee eens. Hij bestrijdt dat zijn relaas ongeloofwaardig is. Hij stelt zich verder op het standpunt dat Algerije ten onrechte door verweerder als veilig land van herkomst wordt beschouwd, omdat hij zich niet tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden voor bescherming. Eiser legt in beroep een vertaalde aangifte over waaruit zou blijken dat juist hij en niet [naam 2] is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Verder legt hij een in het Frans opgesteld medisch rapport over.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Voor zover eiser in de gronden van beroep heeft willen stellen dat Algerije in zijn algemeenheid niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt omdat er sprake is van wijdverbreide corruptie, wordt geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom Algerije juist wel als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Verweerder heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 11 oktober 20161 Algerije aangemerkt als veilig land van herkomst, zoals neergelegd in Bijlage 13 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Op 11 juni 20182 en op 30 september 20203 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. In deze herbeoordelingen is geconcludeerd dat de aanwijzing dat Algerije een veilig land van herkomst is, wordt gehandhaafd. Verder heeft de Afdeling4 bij uitspraak van 10 januari 2020 opnieuw bevestigd dat voor Algerije het algemeen rechtsvermoeden geldt dat de nationale autoriteiten hun onderdanen effectieve bescherming bieden. Door dit
1. Kamerstukken II 2015-2016, 19637, nr. 2241 van 11 oktober 2016.
2 Kamerstukken II 2017-2018, 19637, nr. 2392 van 11 juni 2018.
3 Kamerstukken II 2019-2020, 19637, nr. 2664 van 30 september 2020.
rechtsvermoeden ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Algerije in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
Incident 24 augustus 2012 en daaruit voorvloeiende problemen
7. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser over het incident op 24 augustus 2012 tegenstrijdig heeft verklaard in zijn aanmeldgehoor. Uit dit gehoor blijkt dat eiser het over verschillende aantallen personen heeft die hem en zijn vrienden zouden hebben aangevallen. De ene keer is het 1 persoon, daarna 2 personen en vervolgens 17 personen5. Eiser verklaart ook wisselend over hoe hij van het incident is weggekomen. Eerst zou hij zijn weggerend richting een discotheek en daarna zou hij op de grond hebben gelegen en zijn geholpen door een vriend van zijn broer om weg te komen6.
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt kunnen stellen dat niet valt in te zien dat eiser belangrijke documenten zoals het strafdossier, het proces-verbaal van de aangifte en documenten over het ziekenhuisbezoek niet heeft ingebracht in deze procedure. Eiser stelt immers te beschikken over deze documenten en gelet op het feit dat eiser al sinds mei 2013 in Europa verbleef, mocht van eiser verwacht worden dat hij deze documenten ter onderbouwing van zijn relaas zou meenemen en overleggen. Verweerder heeft over het ontbreken van deze documenten terecht het standpunt ingenomen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
8. Een dag voor de zitting heeft eiser alsnog stukken overgelegd. Dit zijn niet de stukken waarover eiser in zijn aanmeldgehoor heeft verklaard. Wel is een vertaling van een aangifte van eiser en zijn vrienden overgelegd van 28 november 2012. Dit is een verklaring die ruim 3 maanden na het gestelde incident is opgesteld. Eiser is niet ter zitting verschenen en heeft geen nadere duiding en toelichting gegeven op deze aangifte. Voor zover eiser deze aangifte heeft overgelegd om zijn relaas te onderbouwen wordt vastgesteld dat deze aangifte nog steeds alleen een verklaring van hemzelf bevat. Daarnaast bevat deze aangifte tegenstrijdigheden met zijn verklaring in het verslag aanmeldgehoor. Zo wordt in de aangifte alleen gesproken over een aanval met stokken, terwijl eiser het in zijn aanmeldgehoor heeft over messen en stokken7. Verder heeft de aangifte het over verwondingen die zouden zijn opgelopen op 27 augustus 2012, terwijl eiser het in zijn aanmeldgehoor heeft over verwondingen die zouden zijn toegebracht op 24 augustus 20128. En ten slotte zou uit de aangifte blijken dat aan eiser een gevangenisstraf is opgelegd, terwijl hij in het aanmeldgehoor niet heeft verklaard over een aan hem opgelegde gevangenisstraf. Hij heeft verklaard dat zijn neef een week zou hebben vastgezeten en daarna zou zijn vrijgesproken9. Gelet hierop heeft eiser door overlegging van deze aangifte zijn asielrelaas niet alsnog aannemelijk gemaakt.
Het andere document dat vlak voor de zitting is overgelegd is een kopie van een in het Frans opgestelde “Certificat Medical”, waarin de naam van eiser in te lezen valt. Dit document is niet vertaald en zeer slecht te lezen. Eiser heeft geen toelichting gegeven wat hij heeft bedoeld te stellen met overlegging van dit document. Nu de rechtbank dit stuk verder niet kan duiden, heeft eiser ook hiermee zijn asielrelaas niet aannemelijk gemaakt.
5 Verslag aanmeldgehoor, pagina’s 14, 15 en 16.
6 Verslag aanmeldgehoor, pagina 16.
7 Verslag aanmeldgehoor, pagina 16.
8 Verslag aanmeldgehoor, pagina 16.
9 Verslag aanmeldgehoor, pagina 18.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het asielrelaas van eiser over het incident van 24 augustus 2012 terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de bespreking van wat eiser heeft aangevoerd over de bedreigingen door de vermeende dader, de connecties bij de Algerijnse autoriteiten en de mogelijke eerwraak. Nu eisers asielrelaas ongeloofwaardig is, heeft hij ook niet aannemelijk gemaakt dat Algerije voor hem geen veilig land van herkomst is. De aanvraag is terecht met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw10 afgewezen als kennelijk ongegrond.
Artikel 64 van de Vw, vertrektermijn en inreisverbod
10. Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 64 van de Vw en verder gesteld dat hem ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en ten onrechte het door België opgelegde inreisverbod wordt gehandhaafd. Nu nadere toelichting of onderbouwing achterwege is gebleven, treffen deze beroepsgronden geen doel.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.