ECLI:NL:RBDHA:2020:14139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
NL20.19844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Georgische nationaliteit wegens ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Georgische nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 3 november 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser heeft bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser problemen heeft met de familie van zijn toenmalige vriendin, maar dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is geacht door de staatssecretaris. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen objectieve bewijzen heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn verhaal en dat zijn verklaringen tegenstrijdig zijn. Bovendien is Georgië door de staatssecretaris aangemerkt als een veilig land van herkomst, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19844
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19845, plaatsgevonden op 10 december 2020 in Breda. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 3 november 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met de familie van zijn toenmalige vriendin, [naam 2], die zijn ontstaan nadat zij door haar broer werden betrapt terwijl zij seks hadden voor hun voorgenomen huwelijk.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit, identiteit en herkomst;
- Problemen met de familie van [naam 2].
3. Verweerder volgt het eerste relevante element. Het tweede relevante element heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Hij heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn vertrek uit Georgië en ter onderbouwing van zijn asielrelaas in het geheel geen documenten of objectiveerbare bewijsmiddelen heeft
overgelegd. Bovendien is eiser afkomstig uit een veilig land van herkomst en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zich bij voorkomende problemen niet tot de (hogere) autoriteiten in Georgië kan wenden. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft gesteld dat Georgië een corrupt land is. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst eiser naar een jaarrapport Amnesty International van 2019.1 Voor zover eiser hiermee heeft betoogd dat verweerder Georgië in zijn algemeenheid ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat eiser dit onvoldoende heeft betwist. Uit de uitspraak van de Afdeling2 van 7 juli 2017 volgt dat de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke vereisten.3 Daarnaast heeft verweerder na een herbeoordeling de aanwijzing van Georgië als veilig land gehandhaafd.4 Het door eiser aangehaalde jaarrapport dateert van voor deze herbeoordeling. Deze informatie is betrokken bij de herbeoordeling, maar heeft niet tot een andere conclusie geleid ten aanzien van de aanmerking als veilig land. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Hieruit volgt dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Georgië geen internationale bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat verweerder hier in zijn specifieke geval niet van uit kan gaan.
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is en Georgië voor hem als veilig land van herkomst is te beschouwen. Daar heeft verweerder bij kunnen betrekken dat eiser zijn asielrelaas niet met stukken heeft onderbouwd en dat hij zijn relaas evenmin met zijn verklaring aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser over zijn vertrek tegenstrijdig heeft verklaard. De verklaring dat eiser halsoverkop was vertrokken, strookt immers niet met eisers verklaring dat hij tien dagen de tijd heeft genomen om zijn reis en financiën te regelen.5 Mede gelet op de vertrektermijn, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser belangrijke documenten zoals zijn medische documenten heeft achtergelaten in Georgië. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij medische documenten ter onderbouwing van zijn relaas zou meenemen en overleggen. Eiser heeft verder gesteld dat hij de hulp van de politie of andere autoriteiten niet kan inroepen omdat de familie van [naam 2] zeer invloedrijk is en verschillende familieleden bij de politie werken. Deze stelling is in het geheel niet onderbouwd en is daarmee evenmin voldoende om aannemelijk te maken dat Georgië ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
7. Daarnaast heeft eiser betoogd dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet eerder – in Polen of Duitsland – asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft zich
1
https://www.amnesty.org/en/countries/europe-and-central-asia/georgia/report-georgia/
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4 Kamerbrief van 30 september 2020 (
Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, nr. 2664).
5 Zie p. 9 en 15 Gehoor veilig land van herkomst.
in dit kader echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij zich, bij een oprechte en dringende behoefte aan (internationale) bescherming, bij de eerst beschikbare autoriteiten meldt met het verzoek om hulp en/of bescherming.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.6
9. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond verklaard en mag eiser daarom een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opleggen. Nu eiser geen specifieke gronden hiertegen heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding hierover nader te oordelen..
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
6 Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 december 2020

Documentcode: DSR13577336

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.