ECLI:NL:RBDHA:2020:14134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
NL19,16701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Burundese eiser met betrekking tot vervolging door autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een eiser van Burundese nationaliteit, die vreesde voor vervolging door de Burundese autoriteiten. De eiser, die Tutsi is, heeft in 2015 deelgenomen aan demonstraties tegen de derde ambtstermijn van president Pierre Nkurunziza en is sindsdien gezocht door de autoriteiten en de Imbonerakure, de jeugdmilitie van de regerende partij. Na zijn vlucht naar Nederland heeft hij deelgenomen aan conferenties georganiseerd door de Haguruka, een organisatie die zich inzet voor mensenrechten in Burundi. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de activiteiten van de eiser in Nederland en of deze bekend zijn geraakt bij de Burundese autoriteiten. De rechtbank verwierp de stelling van de staatssecretaris dat de eiser geen risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Burundi. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en vernietigde dit. De staatssecretaris moet nu binnen acht weken een nieuw besluit nemen, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de verklaringen van de eiser en de heer [naam 2] moeten worden betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.16701

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Vink).

ProcesverloopBij besluit van 20 maart 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 22 november 2018 (NL18.7270) is het door eiser hiertegen ingediende beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 maart 2018 vernietigd.
Bij besluit van 4 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wederom afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is de heer [naam 1] verschenen. Voorts is als getuige verschenen de heer [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Burundese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielaanvraag het volgende aangevoerd.
Eiser is Tutsi en christen. In 2010 werd hij door zijn chef gedwongen om zich aan te sluiten bij de regeringspartij in Burundi, de CNDD. Omdat hij dit weigerde is hij ontslagen. Eiser heeft van 23 april 2015 tot aan de gepoogde staatsgreep op 13 mei 2015 deelgenomen aan demonstraties tegen de derde ambtstermijn van president Pierre Nkurunziza. Eiser werd daarom gezocht door de Burundese autoriteiten en de Imbonerakure (de jeugdmilitie van de regerende partij) en heeft op grond daarvan problemen ondervonden. In de nacht van 2 op 3 juli 2015 vond een aanval op zijn huis plaats waarbij zijn woning werd beschoten. Eiser wist ongeschonden te vluchten maar na zijn terugkeer bleek zijn woning te zijn beschadigd door een granaat. Ook hoorde eiser van een politieagent op een treinstation dat hij op een lijst van de autoriteiten stond. In oktober 2015 was eiser met een collega, genaamd [naam 3] , naar het publiek secretariaat gegaan. Toen eiser binnen in de rij stond, hoorde hij van twee mensen dat [naam 3] , die buiten stond te wachten, opgepakt was door de politie. Eiser vermoedt dat de politie ook op zoek was naar hem. Eiser wist te ontsnappen met behulp van iemand van het secretariaat en heeft drie dagen bij een vriend ondergedoken gezeten. [naam 3] is later dood teruggevonden. Daarna heeft eiser op 23 november 2015 zijn land op legale en gecontroleerde wijze met een visum voor familiebezoek, verlaten.
In Nederland hoorde eiser dat de politie op 11 december 2015 weer zijn woning heeft aangevallen en verwoest en dat twee buurjongens zijn meegenomen, die op 12 december 2015 dood zijn teruggevonden. In Nederland is eiser lid geworden van de Haguruka en heeft hij namens deze organisatie deelgenomen aan twee conferenties, in mei en oktober 2017. Bij de tweede conferentie in oktober 2017 waren vertegenwoordigers van de Burundese autoriteiten aanwezig, waardoor hij vreest bij terugkeer te zullen worden vervolgd.
3. Verweerder heeft de volgende elementen uit eisers asielrelaas in het bestreden besluit als relevant aangemerkt:
- eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de problemen vanwege de weigering om lid te worden van de CNDD;
- eisers deelname aan demonstraties;
- de problemen vanwege deelname aan de demonstraties;
- de problemen naar aanleiding van de deelname aan twee conferenties in Nederland in mei en oktober 2017;
- eisers lidmaatschap van Haguruka;
- het beroep op de algemene situatie in Burundi.
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties in Burundi. Verweerder gelooft echter niet dat eiser als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Ook gelooft verweerder niet dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn weigering om lid te worden van de CNDD en dat eiser problemen zal ondervinden naar aanleiding van zijn deelname aan twee conferenties in Nederland in 2017. Verweerder gelooft wel dat eiser lid is van de Haguruka.
Eisers beroep op de algemene situatie in Burundi slaagt niet. Er is daarom geen sprake van een situatie van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser komt daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
4. Eiser voert allereerst aan dat verweerder niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 22 november 2019. Verweerder heeft immers geen onderzoek gedaan naar de activiteiten van eiser in Nederland.
Eiser heeft ter onderbouwing van het feit dat bij de conferentie van [..] oktober 2017 hijzelf en vertegenwoordigers van de Burundese autoriteiten aanwezig waren het volgende overgelegd:
- twee foto’s van eiser waarop onder andere de heer [naam 5] , vertegenwoordiger en adviseur van de president, te zien is;
- een link naar een tweet van de heer [naam 5] ;
- een link naar een foto van de heer [naam 5]
.Voorts is een You Tube-filmpje van de conferentie in mei 2017 overgelegd, waarop te zien is dat eiser daar aanwezig was. Dit filmpje kan ook bij de autoriteiten bekend zijn geraakt. De heer [naam 2] heeft tijdens de vorige zitting verklaard dat eiser bij deze conferenties aanwezig was. Eiser heeft herhaaldelijk gevraagd om aanvullend te worden gehoord over zijn activiteiten voor en betrokkenheid bij Haguruka in Nederland. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder nog vragen had over de foto's en het twitteraccount van de heer [naam 5] . Verweerder heeft hier ten onrechte geen nader onderzoek naar gedaan. Eiser heeft ook aangeboden om de telefoon waarmee de foto’s zijn gemaakt over te leggen voor een locatiebepaling en het bepalen van het tijdsstip waarop ze zijn genomen. Ook is aangeboden om de originele documenten waaruit blijkt dat eiser lid is van en actief is voor de Haguruka over te leggen. Verweerder had ook de heer [naam 2] kunnen horen dan wel aan hem schriftelijk vragen kunnen stellen. Verweerder heeft dit nagelaten. Evenmin is gebleken dat verweerder het You Tube-filmpje heeft bekeken. Daarbij is relevant dat het laatste gehoor van eiser plaatsvond in juni 2016 en nadien nieuwe feiten en ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Ten onrechte wordt in het besluit gesteld dat de heer [naam 2] tijdens de vorige zitting zou hebben verklaard dat een conferentie in november 2017 plaatsvond. Dit is een kennelijke verschrijving in het vorige proces-verbaal en dat moet natuurlijk oktober 2017 zijn.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet onder een van de risicogroepen, zoals vastgesteld in het beleid, valt. Uit de op de zitting van 18 oktober 2018 door de heer [naam 2] afgelegde verklaring blijkt slechts dat eiser lid is van Haguruka. Dit is geloofwaardig bevonden. De stukken die zijn overgelegd waarop eventuele vertegenwoordigers van de Burundese autoriteiten als aanwezigen te zien zijn bij een conferentie, zien op een conferentie in november 2017. Dat volgt uit de verklaringen van de heer [naam 2] . Eiser heeft echter verklaard aanwezig te zijn geweest op een conferentie in mei en oktober 2017. Aan de hand van de overgelegde documenten en de verklaringen van de heer [naam 2] kan nog steeds niet worden geoordeeld dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Burundese autoriteiten. Er is dan ook geen reden om eiser nader te horen. Dat geen klaarheid kan worden gevonden in de verklaringen van eiser waarom hij in Nederland aan conferenties heeft deelgenomen, betekent niet dat hij daarom opnieuw moet worden gehoord. Uit de door eiser overgelegd foto’s valt bovendien niet af te leiden door wie, waar en wanneer de foto’s zijn gemaakt. Ook is niet komen vast te staan dat de personen op deze foto’s daadwerkelijk de door eiser genoemde personen zijn. Dat eiser op heimelijke wijze deze foto’s zelf heeft gemaakt, kan ook niet uit de foto’s worden afgeleid. De in het Frans opgestelde e-mail van eiser zelf is niet afkomstig uit objectieve bron. Voor zover eiser stelt dat hij op een lijst van aanwezigen bij de conferentie staat, stelt verweerder dat niet gebleken is dat deze lijst is meegenomen door de autoriteiten. Ten aanzien van de link naar het twitteraccount stelt verweerder dat niet is gespecificeerd waarnaar wordt verwezen. Daarnaast blijkt uit de foto’s op het twitteraccount niet of de heer [naam 5] daadwerkelijk aanwezig was op dezelfde conferentie als eiser.
5.1
Verweerder heeft in het verweerschrift van 6 november 2020 voorts (in aanvulling op het voorgaande) aangegeven dat in het bestreden besluit wel aan de opdracht van de rechtbank is voldaan omdat bij de hernieuwde beoordeling de mondelinge en de schriftelijke verklaringen van eiser, de schriftelijke verklaringen van [naam 2] en zijn verklaringen ter zitting van 18 oktober 2018 zijn betrokken. De rechtbank heeft in de uitspraak niet geconcretiseerd hoe het nader onderzoek moet worden uitgevoerd en heeft verweerder ook niet opgedragen eiser opnieuw te horen. Verweerder heeft weliswaar aangenomen dat eiser lid is van Haguruka, maar dit lidmaatschap leidt er niet toe dat eiser valt onder de aangewezen risicogroep, omdat de Haguruka geen oppositiepartij is. Bovendien is gesteld, noch gebleken dat de Burundese autoriteiten op de hoogte zijn van deze partij. Laat staan dat zij al hebben opgetreden tegen leden van de Haguruka. Ook met de eventuele aanwezigheid van eiser bij de conferenties van mei 2017 en oktober 2017 is de gestelde vrees niet aannemelijk gemaakt. Immers, bij de eerste conferentie waren volgens eiser en de heer [naam 2] geen vertegenwoordigers van de Burundese regering aanwezig. Bij de tweede conferentie in oktober 2017 zou dat volgens eiser wel het geval zijn en zou hij door hen als lid van de Haguruka zijn opgemerkt als politiek opposant, maar voor deze stelling heeft eiser geen enkel objectief verifieerbaar bewijs geleverd. De door eiser overgelegde foto’s kunnen niet als dergelijk bewijs worden aangemerkt. De heer [naam 2] heeft reeds tijdens de zitting van 18 oktober 2018 verklaard dat hij bij de tweede conferentie niet aanwezig is geweest zodat er geen objectief verifieerbare verklaring kan worden gegeven die eisers stelling op dit punt ondersteunt. Voor verweerder was er dan ook geen enkele reden eiser noch de heer [naam 2] op dit punt nader te horen.
Uit de overgelegde tweet kan enkel worden afgeleid dat [naam 5] vóór 30 oktober 2017 in Nederland is geweest. [naam 5] spreekt in de tweet echter niet over een door hem bijgewoonde conferentie, waarbij hij leden van de oppositie van zijn regering zou hebben waargenomen. Laat staan dat [naam 5] het heeft over de aanwezigheid van leden van de Haguruka.
6. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond dat verweerder niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank Den Haag in de uitspraak van 22 november 2018 slaagt en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag heeft in de uitspraak van 22 november 2018 (voor zover relevant) als volgt overwogen:
“4.4. Blijkens WBV 2017/6 van 7 juli 2017 worden in paragraaf C7/7.3.2. door de IND voor Burundi uitsluitend de volgende groepen als risicogroep in de zin van paragraaf C2/3.2 aangemerkt:
a. Journalisten;
b. oppositieleden;
c. personen die een significante rol spelen in het maatschappelijk middenveld.
(…)
Ad b
Tot deze groep rekent de IND vertegenwoordigers van oppositiepartijen en andere personen die een significante rol spelen in een van de oppositiepartijen.
Ad c
Tot deze groep rekent de IND vertegenwoordigers van NGO’s of andere organisaties die vanwege de significante rol die deze personen spelen in het maatschappelijk middenveld door de autoriteiten worden gezien als tegenstanders van de regering.
4.5 De rechtbank overweegt dat eiser de door hem overgelegde documenten (de verklaringen van Haguruka en de informatie over zijn deelname aan de conferenties in mei en oktober 2017) eerder in de procedure had kunnen overleggen. Dit betekent echter niet dat verweerder er – zonder nader onderzoek – in het geheel aan voorbij kon gaan, temeer nuverweerder voor het nemen van het bestreden besluit over deze informatie beschikte. Mede op grond van de ter zitting gedane verklaringen van de heer [naam 2] , [functie] van Haguruka, een organisatie die oppositie voert tegen het huidige regime, valt zonder nader onderzoek niet uit te sluiten dat de activiteiten van eiser in Nederland bekend zijn geraakt bij de Burundese autoriteiten en dat eiser deswege in de negatieve belangstelling van deze autoriteiten is komen te staan. De rechtbank acht in dit verband van belang dat ook verweerder erkent dat de politieke en mensenrechtensituatie in Burundi zeer zorgelijk is te noemen en dat oppositieleden en personen die een significante rol spelen in het maatschappelijke middenveld als risicogroep worden aangemerkt.
4.6 De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht in het kader van de beoordeling van eisers activiteiten in Nederland en dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom niet aannemelijk zou zijn geworden dat eiser door deze activiteiten in de negatieve belangstelling van de Burundese autoriteiten is komen te staan.”
Aangezien partijen tegen deze uitspraak niet in hoger beroep zijn gegaan, is de uitspraak inmiddels in rechte onaantastbaar.
6.2
De rechtbank merkt allereerst op dat in deze uitspraak al door de rechtbank expliciet is vastgesteld dat de Haguruka een organisatie is die oppositie voert tegen het huidige regime. Dat betekent dat verweerders standpunt in het verweerschrift dat de Haguruka geen oppositiepartij is niet gevolgd kan worden. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit noch in het verweerschrift heeft beoordeeld of de Haguruka ook gezien moet worden als een organisatie in het maatschappelijk middenveld die door de autoriteiten wordt gezien als tegenstander van het regime. Los van de vraag of verweerder het onderzoek heeft verricht waarop de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 doelt, bevat het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek.
6.3
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder, in weerwil van de opdracht van de rechtbank, geen nader onderzoek heeft gedaan. Eiser noch de heer [naam 2] is aanvullend gehoord en aan hen zijn ook door verweerder geen schriftelijke vragen gesteld. Evenmin is door verweerder ingegaan op het aanbod van eiser om zijn telefoon over te leggen waarmee de twee foto’s zijn genomen, zodat de datum, het tijdstip en de locatie waarop de foto’s zijn genomen bepaald kunnen worden. Dit terwijl verweerder wel in het bestreden besluit tegenwerpt dat uit de foto’s niet blijkt door wie, waar en wanneer de foto’s zijn genomen. Verweerders stelling dat de rechtbank in de uitspraak van 22 november 2018 met de term “nader onderzoek” niet heeft gespecificeerd welk onderzoek verweerder moet doen en dat dus ook volstaan kan worden met enkel een hernieuwde beoordeling van deze stukken en verklaringen, volgt de rechtbank niet. In dat geval had de rechtbank immers kunnen volstaan met de conclusie dat sprake was van een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder nader onderzoek moet doen. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiser tegenwerpt, zonder hem eerst hierover nader te bevragen, dat eiser geen klaarheid heeft gegeven over waarom hij in Nederland aan conferenties heeft deelgenomen.
6.4
De rechtbank oordeelt verder dat verweerder de verklaringen van de heer [naam 2] tijdens de zitting op 18 oktober 2018 onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken. Verweerder heeft hierover gesteld dat eisers lidmaatschap van Haguruka al geloofwaardig is bevonden, dat de getuige niet bij de conferentie van oktober 2017 aanwezig was en hij dus niets kan zeggen over de aanwezigheid van de autoriteiten en dat hij verklaard heeft over een conferentie in november 2017.
De heer [naam 2] heeft echter (samengevat en voor zover van belang) blijkens het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van die zitting als volgt verklaard:
De heer [naam 2] heeft in Nederland een verblijfsvergunning asiel verkregen. Hij woonde van 2012 tot 2015 in Burundi en was daar [functie] van de Burundi inlichtingen. Hij was betrokken bij de demonstraties en werd toen gearresteerd. Met behulp van de Nederlandse ambassadeur is hij vrijgelaten. In 2015 is hij terug naar Nederland gegaan. Hij heeft toen samen met andere politieke partijen Haguruka opgericht, een christelijke organisatie, om veranderingen in Burundi door te voeren. Er zijn leden uit Nederland en andere landen. Eiser is ook lid. De twee overgelegde brieven van Haguruka zijn door hem geschreven. De twee foto’s zijn van de conferentie in november 2017. De vierde man rechts op de foto is een vertegenwoordiger van de regering van Burundi.
Verweerder heeft niet onderkend dat de heer [naam 2] , hoewel hij zelf niet bij de conferentie van oktober 2017 aanwezig was, wel heeft kunnen toelichten wie de vierde persoon rechts op de foto is en dat deze persoon een vertegenwoordiger van de Burundese autoriteiten is. Voorts is de heer [naam 2] , als [functie] van Haguruka, de aangewezen persoon om nader te bevragen of de autoriteiten van Burundi bekend zijn met Haguruka en of deze organisatie door de autoriteiten van Burundi als oppositie wordt beschouwd dan wel als een organisatie in het maatschappelijk middenveld die door de autoriteiten wordt gezien als tegenstanders van de regering. Ook kan de heer [naam 2] eventueel toelichten of de autoriteiten van Burundi in het verleden hebben opgetreden tegen leden van Haguruka. Uit het verweerschrift leidt de rechtbank af dat verweerder hierover immers nog geen klaarheid had. Het had, zeker gezien de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 22 november 2018, op de weg van verweerder gelegen hier nader onderzoek naar te doen, bijvoorbeeld door het bevragen van de heer [naam 2] .
Dat daartoe geen aanleiding zou zijn, omdat uit het proces-verbaal volgt dat de heer [naam 2] heeft verklaard over een conferentie in “november 2017” en eiser het heeft over een conferentie in oktober van dat jaar, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het proces-verbaal op dit punt een kennelijke verschrijving, aangezien het dossier enkel foto’s bevat van de conferentie in oktober 2017 en ook in de uitspraak van 22 november 2018 slechts daarover gesproken wordt.
De rechtbank oordeelt voorts dat verweerder de heer [naam 2] ook had kunnen bevragen over het You Tube-filmpje van de conferentie van mei 2017.
De rechtbank concludeert dat verweerder ook op dit punt niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
7. Reeds gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
7.1
Verweerder dient alsnog aan de opdracht van de rechtbank te voldoen door nader te onderzoeken of de activiteiten van eiser in Nederland bekend zijn geraakt bij de Burundese autoriteiten en of eiser als gevolg daarvan in de negatieve belangstelling is komen te staan van deze autoriteiten. Verweerder dient daarbij in ieder geval de door eiser overgelegde documenten, te weten de verklaringen van Haguruka en de overige overgelegde informatie over zijn deelname aan de conferenties in mei en oktober 2017, waaronder de foto’s, het You Tube-filmpje en het twitter-bericht nader te onderzoeken, (onder andere) door eiser en/of de heer [naam 2] daarover te horen.
7.2
In aanvulling daarop, oordeelt de rechtbank dat verweerder bij de beoordeling ook de verklaringen van de heer [naam 2] , zoals ter zitting afgelegd, moet betrekken.
Ter zitting van de meervoudige kamer op 12 november 2020 heeft de heer [naam 2] (samengevat en voor zover relevant) het volgende verklaard:
“De Haguruka heeft onder meer als doel om mensen te overtuigen dat de regering in Burundi een onmenselijke regering is. De regering van Burundi kent de Haguruka. In Burundi zelf is de Haguruka sinds 2017 alleen ondergronds actief omdat het daar nu te gevaarlijk is. De Haguruka is ook in het buitenland actief. De foto’s in het dossier zijn van een conferentie in oktober 2017, niet van november 2017. De heer [naam 2] heeft deze foto’s na de conferentie op de telefoon van eiser gezien. Het You Tube-filmpje is van de conferentie in mei 2017, dat georganiseerd is door [naam 6] . Daar waren de heer [naam 2] en eiser beiden bij aanwezig. Toen waren geen overheidsfunctionarissen uit Burundi aanwezig. De heer [naam 2] denkt echter dat de heer [naam 5] van de conferentie in mei en het You Tube-filmpje wel kennis heeft genomen. Hij heeft namelijk in een tweet van 14 mei 2017 een foto getoond van een aantal mensen die bij een demonstratie in Burundi waren, waaronder de heer [naam 2] . Daarbij heeft hij zoiets geschreven als: “Hoe durven jullie zo iemand uit te nodigen”.
Voorts dient verweerder de door eiser in beroep overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 7 februari 2020 te betrekken waarin is opgenomen dat deelnemers aan demonstraties in het buitenland door de Burundese autoriteiten in de gaten worden gehouden en dat mediaprofielen van gevluchte Burundezen worden gemonitord, waarbij er aanwijzingen zijn dat dit op systematische wijze gebeurt door de inlichtingendienst.
8. In het kader van de finale geschillenbeslechting overweegt de rechtbank ten slotte nog als volgt.
8.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit geloofwaardig geacht dat eiser Tutsi is, dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de regering in Burundi in 2015 en dat tweemaal een aanslag is gepleegd op zijn woning in Burundi. Verweerder stelt echter dat niet geloofwaardig is dat deze aanslagen specifiek op de woning van eiser waren gericht en dat dus slechts sprake is geweest van lukrake aanvallen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, bij een nieuw te nemen besluit, de door eiser in beroep overgelegde rapporten mee moet wegen, te weten specifiek:
- de overgelegde rapporten van Vluchtelingenwerk Nederland van 7 februari 2020,
- het rapport van Amnesty International van februari 2018,
- het rapport van FIDH-International Federation for human Rights, “Repression and Genocidal Dynamics in Burundi” van november 2016:
- een rapport van human Rights watch van 14 januari 2020.
Uit deze rapporten volgt immers onder meer, dat de Burundese autoriteiten naar aanleiding van de demonstraties in 2015 lijsten van deelnemers hebben opgesteld, dat de Burundese veiligheidsdiensten en Imbonerakure wijdverbreide mensenrechtenschendingen hebben gepleegd jegens oppositieleden en vermeende politieke tegenstanders en dat Tutsi’s op basis van hun etniciteit al snel verdacht worden van sympathiseren met de oppositie. Deze algemene informatie sluit aan bij het relaas van eiser en is mede overgelegd ter onderbouwing van eisers relaas dat de aanvallen op zijn woning niet lukraak waren. Verweerder moet gelet op deze informatie nader motiveren waarom de aanvallen niet op eisers woning gericht waren. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser heeft verklaard dat Imbonerakure in het begin niet goed georganiseerd was, waardoor, ondanks de eerste aanval op de woning, het mogelijk was om te blijven werken en wonen in Burundi.
9. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
10. De overige gronden van beroep behoeven geen bespreking meer.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punten voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, voorzitter en mr. L.M. Kos en mr. H. Battjes, leden, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.