6.4Uit paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat de IND in ieder geval aanneemt dat de referent blijvend niet in staat is om aan de wettelijke verplichting tot arbeidsinschakeling conform artikel 9 van de Pw te voldoen als de referent voldoet aan de volgende voorwaarden:
- de referent is vijf jaar door het college van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 9 lid 2 Pw volledig ontheven van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 lid 1 Pw; en
- gedeeltelijke of volledige arbeidsinschakeling van de referent is niet binnen één jaar te voorzien.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat referente, die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, niet voldoet aan het middelenvereiste. In geschil is de vraag of referente is aanmerking kan kom voor vrijstelling van het middelenvereiste.
8. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat referente volledig en blijvend arbeidsongeschikt is. Referente ontvangt een uitkering op grond van de Pw en niet is gebleken dat zij voldoet aan de voorwaarden genoemd in paragraaf B7/2.1.1 van de Vc. Verder is ook uit andere documenten niet gebleken dat referente blijvend niet in staat is om aan de plicht tot arbeidsinschakeling te doen. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat referente heeft aangegeven dat zij aan het solliciteren is. Dat referente het Nederlands niet goed machtig is en het daardoor lastig vind om werk te vinden, is onvoldoende voor de conclusie dat zij blijvend niet in staat is om aan de plicht tot arbeidsinschakeling te doen. Uit de beroepsgronden blijkt bovendien dat het referente desondanks is gelukt om werk te vinden, maar dat zij hier gelet op de uitbraak van het Covid-19-virus uit eigen beweging mee gestopt is. Zij heeft deze werkzaamheden niet hervat. Het is dus de keuze van referente geweest om niet te werken.
9. Ten aanzien van het beroep op de arresten Chakroun en Khachab overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder moet op grond van het arrest Chakroun naar aanleiding van wat de betrokken vreemdeling naar voren heeft gebracht, een concrete beoordeling maken van de situatie van die vreemdeling en de betrokken referente waarbij hij alle aangevoerde individuele omstandigheden betrekt.Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder allereerst heeft beoordeeld of referente voldoet aan het middelenvereiste. Vervolgens heeft verweerder aan de hand van de omstandigheden van het specifieke geval beoordeeld of de afwijzing van de mvv-aanvraag onredelijk en onevenredig is. Anders dan eiseres heeft betoogd, heeft verweerder hiermee een juist toetsingskader gehanteerd.
10. De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat referente niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt.
Artikel 8 EVRM en het horen in bezwaar
11. Eiseres voert verder aan dat verweerder de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het voordeel van de Nederlandse staat heeft laten uitvallen. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze de belangen van eiseres om het gezinsleven met referente uit te oefenen zijn betrokken. De biologische vader van eiseres is overleden en haar hele gezin (moeder, stiefvader en twee halfbroers) verblijft in Nederland. Eiseres heeft hechte persoonlijke banden met referente. Verweerder heeft de medische omstandigheden van de stiefvader van eiseres niet zorgvuldig bij de beoordeling betrokken. De stiefvader van eiseres ondergaat in Nederland een medische noodzakelijke behandeling, deze kan hij niet in Irak krijgen. In Irak moet hij de kosten van een niertransplantatie zelf betalen en loopt hij het risico dat de niertransplantatie illegaal is. Gelet op de medische situatie van de stiefvader van eiseres is het niet mogelijk om het gezinsleven in Irak uit te oefenen. Eiseres doet hierbij een beroep op Werkinstructie 2019/15 (WI 2019/15). Het besluit van verweerder is verder in strijd met artikel 24, derde lid, van het Handvest. Dat eiseres inmiddels meerderjarig is, maakt niet dat verweerder geen bijzonder gewicht dient toe te kennen aan de belangen van het kind. De aanvraag van eiseres is immers ingediend op het moment dat zij nog minderjarig was. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom er sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. Dit klemt temeer daar verweerder in het primaire besluit de gezinsband nog betwiste. Verweerder is dus teruggekomen op de overwegingen in het primaire besluit, zodat er geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verweerder handelt hiermee ook in strijd met WI 2019/16.
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangenomen dat eiseres de dochter is van referente. Vervolgens heeft verweerder een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt en het belang van eiseres om familie- en gezinsleven in Nederland uit te oefenen met referente minder zwaar laten wegen dan het economische belang van de Nederlandse Staat.
13. Met betrekking tot het horen in bezwaar geldt als uitgangspunt de in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb vervatte algemene regel dat er voor het bestuur een hoorplicht bestaat, behoudens de in artikel 7:3 van de Awb genoemde uitzonderingen. Van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is sprake indien, aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, in samenhang met wat in eerste instantie door de vreemdeling is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Verweerder heeft immers eerst in het bestreden besluit aangenomen dat er sprake is van gezins-/familieleven tussen eiseres en referente en vervolgens de belangen afgewogen. Eiseres heeft pas in beroep op dit nieuwe standpunt van verweerder kunnen reageren. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is dus geen sprake. Verweerder heeft ook niet op voorhand kunnen uitsluiten dat het bezwaar niet tot een ander besluit had kunnen leiden. Bovendien blijkt uit Werkinstructie 2019/15 dat horen in beginsel een deel zal uitmaken van een zorgvuldige besluitvorming als er artikel 8 EVRM-aspecten aan de orde zijn. In een hoorzitting had verweerder bijvoorbeeld navraag kunnen doen naar de medische situatie van de echtgenoot van referente in het licht van Werkinstructie 2019/15 en of er objectieve dan wel subjectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Verweerder had ook kunnen noemen welke stukken van eiseres verlangd werden om dit standpunt nader te onderbouwen.
15. Het beroep is gegrond.
16. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Omdat het geconstateerde gebrek tot gevolg heeft dat verweerder de grondslag van het besluit alsnog aan een volledige heroverweging zal moeten onderwerpen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat, naar het zich laat aanzien, geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal immers nog nader onderzoek moeten verrichten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.