Op 31 december 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Deze zaak is voortgekomen uit een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, dat op 15 december 2020 is ingediend. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en de verklaringen van de ouders. De vader en moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], terwijl de moeder alleen het gezag heeft over [minderjarige 2]. Beide minderjarigen verblijven in een pleegzorgvoorziening.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen waren over de fysieke en emotionele veiligheid van de minderjarigen, wat heeft geleid tot hun uithuisplaatsing. De vader heeft ingestemd met de verlenging van de machtiging, maar heeft ook aangegeven dat hij het in het belang van de kinderen acht dat zij in het pleeggezin blijven opgroeien. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en heeft de machtiging verlengd voor een periode van zes maanden, tot 2 juli 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.