8.1.De rechtbank heeft in 7.11 overwogen dat verweerder in het bestreden besluit een onjuiste planvergelijking heeft gemaakt. Het bestreden besluit moet reeds daarom worden vernietigd. De rechtbank ziet daarom aanleiding het beroep van eiseres 2 ook gegrond te verklaren. De rechtbank komt aan de beroepsgronden van eiseres 2 niet meer toe.
9. De beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 zijn gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de zaken opnieuw aan een deskundige moeten worden voorgelegd voor een planvergelijking. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres 1 en eiseres 2 het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5, omdat sprake is van een samenhangende zaak met zaak 18/505).
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart de beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres 1 te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 1 tot een bedrag van
€ 525,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres 2 te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 2 tot een bedrag van
€ 1050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzitter, en mr. D.A.J. Overdijk en mr. A.C. de Winter, leden, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.
de griffier is niet invoorzitter
de gelegenheid deze
uitspraak mede te
ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.