ECLI:NL:RBDHA:2020:14068
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toepassing van dwangmiddel buitengebruikstelling voertuig in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. [eiser] had de Staat aangeklaagd omdat hij vond dat het dwangmiddel van buitengebruikstelling van zijn voertuig onterecht was toegepast. Hij stelde dat hij door zijn financiële situatie niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen en dat de buitengebruikstelling hem hinderde in zijn dagelijks leven en bij het vinden van een nieuwe baan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 2015 een groot aantal boetes had openstaan, waarvan hij niet had voldaan. Ondanks eerdere betalingsregelingen, was het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) genoodzaakt om het dwangmiddel van buitengebruikstelling toe te passen. De rechter oordeelde dat de Staat in beginsel de bevoegdheid had om dit dwangmiddel toe te passen, aangezien [eiser] niet had aangetoond dat de toepassing ervan misbruik van bevoegdheid opleverde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de Staat terecht had opgemerkt dat de financiële situatie van [eiser] niet deugdelijk was onderbouwd en dat eerdere toepassingen van het dwangmiddel wel tot betaling hadden geleid. Daarom werd de vordering van [eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.636,-- werden begroot. De uitspraak werd mondeling gedaan, waarbij de rechter de partijen had gehoord en de zaak telefonisch was behandeld in verband met de coronamaatregelen.