ECLI:NL:RBDHA:2020:14063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
8179129 RL EXPL 19-26710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens tekortkomingen in nakoming door huurder met betrekking tot hennep en elektriciteitsvoorziening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Vestia en een huurder. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de huurder tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De tekortkomingen bestonden uit het aanwezig hebben van 393 gram hennepgruis en het verschaffen van elektriciteit aan een buurman, wat volgens Vestia een gevaarlijke situatie creëerde. De huurder voerde aan dat het hennepgruis voor eigen gebruik was en dat de elektriciteit niet illegaal was afgetapt. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de huurder tekort was geschoten, de tekortkomingen niet van zodanig gewicht waren dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter nam in overweging dat de huurder gedurende 20 jaar geen huurachterstand had en zich als goed huurder had gedragen. De vordering van Vestia werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CdW/c
Zaak-/rolnr.: 8179129 RL EXPL 19-26710
17 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting Stichting Vestia,gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.M. Goeman,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W. Fakiri.
Partijen worden hierna aangeduid als “Vestia” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 15 november 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte overlegging producties aan de zijde van Vestia;
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Op 11 november 2020 heeft via Skype een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [vertegenwoordiger van de stichting] namens Vestia, bijgestaan door mr. R.M. Goeman, en [gedaagde] in persoon, bijgestaan door mr. M.W. Fakiri. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Tussen Vestia en [gedaagde] bestaat een huurovereenkomst betreffende de woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de door Vestia gehanteerde voorwaarden van toepassing (hierna: de AV).
2.2.
In de huurovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
“Het gehuurde betreft een 2-kamer benedenwoning en is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte.”
2.3.
In de AV staat, voor zover relevant, het volgende:
“Artikel 9
1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
2. het is de huurder uitdrukkelijk niet toegestaan:(…)
c. het gehuurde te (laten) gebruiken als opslagplaats voor lompen, oud metaal, oud papier e.d., alsmede voor licht ontvlambare of gevaarlijke (vloei)stoffen, in een grotere hoeveelheid dan de plaatselijke verordeningen aangeven”
2.4.
[medewerker Stedin] (hierna: [medewerker Stedin] ), [functie] bij Stedin Netbeheer, heeft op 5 maart 2019 een controle verricht in de woning van de bewoner van [adres 2] te Delft (hierna: [x] ). Bij e-mail van 7 maart 2019 heeft hij het volgende aan [vertegenwoordiger van de stichting] (medewerkster van Vestia) medegedeeld:
“Bij de controle in de meterkast zag ik een dunnen snoerleiding in de groepenkast op een niet professionele aangesloten was, ik vroeg de bewoner waar deze vandaan kwam, hij wilde dit niet vertellen. De Politie Eenheid De Haag vertelde de bewoner dat hij dan mee ging naar het bureau en aangehouden was hierop vertelde hij dat de snoerleiding naar 109 liep daar kwam de stroom vandaan. Bij 109 aan de bel gegaan en de bewoonster lied mij de aansluiting zien deze zat in een stopkontact. De bewoonster gesommeerd de snoerleiding te verwijderen ze verklaarde aan mij dat ik dit zelf mocht doen, de snoerleiding liep door de andere tuinen naar 139 Bij een controle in de meterkast van 139 constateerde ik dat alle koppelingen van de gasaansluitingen los zaten en dat er aan de Dienstleiding was gezeten, hierop heb ik besloten het pand in de straat af te laten sluiten.”
2.5.
In het rapport t.b.v. derden van [y] , [functie] van politie Eenheid Den Haag staat, voor zover relevant, het volgende:
“Vraag 1 Ten aanzien van de alcohol: uit de stukken van de douane lijkt, te volgen dat het niet er pure alcohol ging, maar slechts om vloeistof met 19,84 alcohol,
vergelijkbaar met bijvoorbeeld port. Dat lijkt do situatie minder (brand)gevaarlijk
te maken dan wij op basis van de gegevens van de politie en het OM aannemen. Zou jij bij do wijkagent kunnen navragen vat hij hiervan weet en kan zeggen? Is die 19.8% bijvoorbeeld alleen ethanol, en was er voor het overige wel veel methanol (giftige alcohol niet voor consumptie) aanwezig? En waarom zijn zowel politie als EcoLoss uitgegaan van pure alcohol?
Antwoordt verbalisant:
In de woning van [gedaagde] werden op diverse plaatsen flessen gevuld onbekende
doorzichtige vloeistof aangetroffen. Dit was in 2 kartonnen dozen voor een kast in de woonkamer. Zie hiervoor foto’s 1 t/m 3.
Achter deze dozen lag in de kast een wijnrek met deze flessen vloeistof. Zie foto 4.
Op deze zelfde kast stonden bovenop 2 grote karaffen en een wijnfles met de zelfde
vloeistof. Zie foto 5.
In de keuken stonden op de grond 3 flessen mee de genoemde vloeistof. Zie foto 6 en 7.
Tenslotte stonden er op de keukentafel enkele flessen en potjes met deze vloeistof.
Zie foto 8.
Omdat ik deze vloeistof niet vertrouwde, heb ik, in overleg met de politie meldkamer de brandweer gewaarschuwd en ter plaatse laten komen. Als eerste kwam de OVD (officier van dienst) van de brandweer vanuit Den haag ter plaatse. Deze vertrouwde de vloeistof ook niet en heeft vervolgens een expert van de brandweer laten komen. Deze brandweerman heeft de vloeistof onderzocht en gaf aan dat het hier om 100% alcohol ging en dat dit als licht ontvlambaar en als zeer gevaarlijk moet worden geacht om dit in de woning te hebben. Ten tijde van deze constatering was het bedrijf Ecoloss Project BV ook aanwezig en hebben in hun rapportage dus ook aangegeven dat het om pure alcohol ging. Zij hebben ook in hun rapportage aangegeven dat deze pure alcohol in de woning van [x] is aangetroffen en dat het daar 50 liter betrof welke in een ketel is aangetroffen en daar ook is gefabriceerd. Ik kan niet aangeven of de vloeistof Ethanol of Methanol betrof.
Vraag 2 Over de hennep: in de sfeerrapportage van de wijkagent heeft hij het over twee ruimtes waar men hennepplantjes kan kweken. In het HJIB zijn wordt aangeven dat er geen kwekerij en geen eerdere oogsten waren. Zou de wijkagent wat duidelijker kunnen aangeven waarom hij de aangetroffen ruimtes in de slaapkamer en schuur heeft aangeduid als ruimten voor het kweken van hennepplantjes?. Nu hebben we alleen jouw verklaring over apparatuur. Het zou fijn zijn als de wijkagent dat ook duidelijker kan weergeven.
Antwoord verbalisant:
In de woning van [gedaagde] werd een pan met weed aangetroffen. Zie foto 9.
In de gang van de woning van [gedaagde] , werd bij de kapstok een aantal op maat gemaakte latjes aangetroffen. Zie foto 10.
In de (slaap)kamer links in de gang werd bij de raamzijde een schraag c.q. rechtopstaande houten ondersteuning aangetroffen en daar recht tegenover, aan de muur welke aan de gang grenst, een houten dwarsbalk gemonteerd welke op de zelfde hoogte zit als het hoogste punt van de schraag waardoor men een verbinding met elkaar ken maken. Zie foto 11.
In een andere hoek van de slaapkamer werden enkele houten bouwmaterialen
aangetroffen. Zie foto 12
In weer een andere hoek in de slaapkamer werd een soort kooiconstructie aangetroffen welke afgedekt was met grote doeken. Met daarnaast een aantal op maat gemaakt houten latjes. Zie foto 13.
Bij het omhoog doen van voornoemde doeken, kwam er een zelf in elkaar getimmerd hok te voorschijn welke aan de binnenzijde met isolatiemateriaal was bewerkt. In dit isolatiemateriaal zaten ronde gaten en lagen er ronde PVC pijpen die vermoedelijk de zelfde doorsnede hadden als de gaten in het isolatiemateriaal. Uit de gefabriceerde kast kwam mij een weedlucht tegemoet en kreeg ik de indruk dat men in de kast weedplantjes heeft gekweekt. Zie foto 14 en 15.
Voor de hiervoor genoemde kast stond een wasrek er onder dat wasrek lagen een aantal assimilatielampen welke mogelijk, gezien de afmetingen, gebruikt zijn in voornoemde kast om de planten te verwarmen en te laten groeien. Zie foto 16.
In de achtertuin van [gedaagde] trof ik een groot aantal plastic en aardewerkpotten in verschillende maten aan. De tuin zag er onverzorgd uit en overal stonden en lagen verschillende soorten gereedschap waar men plantjes mee kan kweken en onderhouden. Zie fotos 17 t/m 19.
In een schutting in de tuin, welke deel uitmaakt van de schuur in de tuin, was op een hoogte van c.a. 1.80 c.m. hoog een rond gat met een diameter van circa 10 centimeter uitgeboord. Boven dit gat waren op de schutting ook weer dwars latjes gemaakt zodat men verbindingen kon leggen. Aan deze dwars latjes waren witte leidingen gemonteerd die ik niet kon thuisbrengen.
Aan de andere zijde van de schutting met het gat bevond zich in de schuur een soort oude constructie als die in de slaapkamer eerder werd aangetroffen. Deze
constructie zag er oud en verwaarloosd uit. Zie foto 20.”
2.6.
In het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Eenheid Den Haag, waarin [gedaagde] is geduid als VE, staat, voor zover relevant, het volgende:
“VV: U weet waarom u bent aangehouden?
VE: Ja, ik had wiet in huis voor eigen gebruik. En ik had sterke alcohol in huis om
wietolie van te maken voor eigen gebruik
VV: Weet u hoeveel wiet u in huis had?
VE: Nee, het was bladafval. Ik weet niet hoeveel dat was. Behalve die pan ligt er misschien nog 10 gram van de coffeeshop.
VV: Hoe kwam u aan die pan met wietgruis?
VE: Ik had van de zomer een grote wietplant, daar is het van.
VV: Hoeveel gebruikt u?
VE: Ik drie keer per dag keer olie van wiet en meestal s’ avonds een joint.
VV: De inhoud van die pan is 393 gram.
VE: Zoveel nog?
VV: Maar die plant was van vorige zomer?
VE: Oktober denk ik.
VV: Hoe maak je die olie?
VE: Een babykoker met een glas erin met alcohol. Daar doe je dat gruis in en dan
lossen de werkzame stoffen op in de alcohol. Vervolgens verdampt de alcohol en hou je
olie over. Daar doe je dan olijfolie bij en dat druppel je dan lik ik dat op.
VV: Er lag ook laurierblad in uw woning.
VE: Dat is van de volkstuin. ik doe daar niks mee.
VV: Uw woning is een bende.
VE: Mijn moeder ligt in het ziekenhuis. Ik heb we hulp maar het is al twee weken
geleden.
VV: Heeft u werk?
VE: Nee.
VV: Heeft u een geestelijke stoornis?
VE: Ik ben bekend met schizofrenie klachten. Daar gebruik ik die druppels voor. Ik
heb de afgelopen jaren zes a zeven psychoses doorgemaakt.
VV: Wat heeft u met die meneer van nr. 139?
VE: We zijn vrienden. Hij slaapt wel eens als het koud is. Maar anders bij hem thuis
op de bank.
VV: Waarom liep er een elektriciteitskabel door de achtertuin tussen jullie woningen?
VE: Hij had geen stroom. Hij betaalde de rekening niet denk ik. De woningbouw heeft me er al over gesproken. Ik wilde hem helpen. Ik had daardoor een hogere energierekening.
VV: Wat kreeg u daarvoor?
VE: Niets.”
2.7.
Bij brief van 12 augustus 2019 heeft de Douane van de Belastingdienst het volgende aan [x] medegedeeld:”
“Naar aanleiding van een controle door de Belastingdienst Douane op 5 maart - 2019 in een woning op de [adres 2] en [adres 1] te [plaats] , naar de juistheid van de afdracht van de accijns van de hierbij aangetroffen accijnsgoederen het volgende:
Bij deze controle is 78 liter alcohol aangetroffen met een percentage van 19,8 %.
Omgerekend is dat 15,44 liter alcohol á 100%. Omdat deze alcohol is vervaardigd
buiten een Accijns Goederen Plaats is deze alcohol niet in de heffing betrokken.”
2.8.
In een behandelplan van GGZ Delfland staat, voor zover relevant, het volgende:
“De verhoging van de medicatie is voorlopig niet nodig. Aangezien patiënt aangeeft dat zij cannabis als zelfmedicatie gebruikt om tot rust te komen. Zij gebruikt een joint voor het naar bed gaan zodat haar nachtrust niet verstoord raakt. Patiënt maakt sinds problemen i.v.m. dreigende huiszetting minder stabiele indruk. Zij is kwetsbaar voor prikkels en stressoren.”

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
Vestia vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te ontbinden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, met onmiddellijke ingang, althans op een door de kantonechter te bepalen datum, betreffende het gehuurde;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, het gehuurde te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen van [gedaagde] is en met al de personen die zijdens [gedaagde] in het gehuurde verblijven;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen het salaris, de nakosten en de verschotten van de gemachtigde van Vestia.
3.2.
Vestia legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het volgende ten grondslag. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, door zich niet als goed huurder te gedragen en het gehuurde niet als woonruimte te gebruiken. In het gehuurde is 393 gram hennepgruis aangetroffen, alsmede zaken die gebruikt worden bij het kweken en vervaardigen van hennep. Het uitvoeren van activiteiten ten behoeve van de kweek in hennep past niet bij het normale gebruik van het gehuurde als woonruimte. Tevens zijn in het gehuurde diverse flessen aangetroffen, met daarin in totaal 28 liter pure alcohol. Tot slot heeft [gedaagde] een gevaarlijke situatie in het gehuurde doen ontstaan, door op een provisorische en zeer gevaarlijke wijze een elektraleiding aan te leggen tussen het gehuurde en de woning van [x] . Hiermee heeft zij niet alleen voor zichzelf, maar tevens voor haar omwonenden een levensgevaarlijke situatie in het leven geroepen. [gedaagde] heeft dan ook in strijd gehandeld met artikelen 7:213 en 7:214 BW, alsmede artikel 9 lid 2 sub c van de AV. Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, aldus Vestia.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt samengevat het volgende. Op 5 maart 2019 was de snoerleiding niet meer aanwezig. [medewerker Stedin] had het gehuurde voor 21 februari 2019 bezocht en [gedaagde] verzocht de snoerleiding te verwijderen, hetgeen zij heeft gedaan. [gedaagde] heeft de elektriciteit niet aan [x] verschaft, zodat hij een alcoholstokerij kan faciliteren. [gedaagde] wilde hem enkel helpen, omdat [x] zonder stroom zat. In het gehuurde is geen pure alcohol aangetroffen; uit de voorlopige belastingaanslag van de Douane blijkt dat de aangetroffen vloeistof slechts 19,8% alcohol bevat. De aangetroffen alcohol valt niet onder gevaarlijke stoffen in de zin van het ADR. Voorts heeft [gedaagde] geen (bedrijfsmatige) hennepkwekerij onderhouden. In het gehuurde is geen apparatuur getroffen die duiden op een hennepkwekerij. Niet is gesteld, noch is gebleken dat de handelingen van [gedaagde] tot stank- of andere overlast hebben geleid. Er is geen sprake van een eerdere oogst. Mocht de kantonrechter oordelen dat er wel sprake is van (een) tekortkoming(en) in de nakoming van de huurovereenkomst, dan is [gedaagde] van mening dat een belangenafweging in haar voordeel uitvalt. [gedaagde] huurt inmiddels 20 jaar van Vestia. In de gehele looptijd van de huurovereenkomst heeft zij geen huurachterstand laten ontstaan, zich als goed huurder gedragen en geen overlast veroorzaakt. Gelet op haar aandoening (Schizofrenie) is [gedaagde] aangewezen op een voorspelbare omgeving. Het voorhanden hebben van cannabis in het gehuurde is enkel voor eigen gebruik geweest. De snoerleiding is direct op verzoek van [medewerker Stedin] verwijderd. Tot slot heeft [gedaagde] een laag inkomen en zal zij bij een eventuele ontruiming een hogere huurprijs moeten betalen, wanneer zij een nieuwe woning betrekt.

4.Beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag of er sprake is van een aantal tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, op basis waarvan die huurovereenkomst kan worden ontbonden.
Tekortkomingen?
4.2.
Vestia stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat (1) in het gehuurde 393 gram hennep en apparatuur voor het kweken van hennep zijn aangetroffen, (2) diverse flessen in het gehuurde zijn aangetroffen met daarin in totaal 28 liter pure alcohol en (3) [gedaagde] een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door een elektraleiding aan te leggen tussen het gehuurde en de woning van [x] .
4.3.
Vast staat dat in het gehuurde 393 gram hennepgruis is aangetroffen. Deze hoeveelheid gaat de in de Aanwijzing Opiumwet genoemde gedooggrens van 5 gram, de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, ruim te boven. Volgens de Opiumwet duidt dit op een handelsvoorraad. Anders dan [gedaagde] meent, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat in het gehuurde een hennepkwekerij was ingericht. Uit het onder 2.5 vermelde rapport ten behoeve van derden – dat van doorslaggevend belang wordt geacht – blijkt dat in de slaapkamer van [gedaagde] een kast met daarin gaten en isolatiemateriaal, bouwmaterialen en goederen (pvc-buizen en assimilatielampen) zijn aangetroffen. Dit vindt steun in de foto’s die in het rapport zijn bijgevoegd. De verbalisant heeft daarbij opgemerkt dat de kast naar wiet rook, zodat het vermoeden bestaat dat [gedaagde] in de kast wietplantjes heeft gekweekt. [gedaagde] heeft geen plausibele verklaring voor de aangetroffen apparatuur gegeven. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat zij de bouwmaterialen wenst te gebruiken voor het maken van een kast, maar dit is gelet op de waarnemingen van de verbalisant ongeloofwaardig. De aangetroffen apparatuur leidt, mede gelet op het aanwezig hebben van 393 gram hennepgruis, tot het oordeel dat er sprake is van een hennepkwekerij in het gehuurde die als bedrijfsmatig moet worden aangemerkt. Het aanwezig hebben van 393 gram hennepgruis en een bedrijfsmatige hennepkwekerij, levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.4.
Voorts verwijt Vestia [gedaagde] dat zij niet heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 9 lid 2 sub c van de AV om in het gehuurde geen gevaarlijke (vloei)stoffen op te slaan. De kantonrechter volgt Vestia niet in deze stelling. Uit de voorlopige belastingaanslag van de Douane valt af te leiden dat de in het gehuurde aangetroffen alcohol een percentage had van 19,8%. Van pure alcohol is dus geen sprake. Alcoholische dranken met minder dan 24% alcohol vallen niet onder gevaarlijke stoffen in de zin van het ADR, zodat artikel 7.6 van het Bouwbesluit toepassing mist. [gedaagde] heeft dan ook niet in strijd gehandeld met het Bouwbesluit en met haar verplichting op grond van artikel 9 lid 2 sub c van de AV om in het gehuurde geen gevaarlijke (vloei)stoffen op te slaan.
4.5.
Wat betreft de stelling van Vestia dat [gedaagde] een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen door een elektraleiding aan te leggen tussen het gehuurde en de woning van [x] , overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat [gedaagde] [x] heeft voorzien van elektriciteit, door een snoerleiding vanuit haar stopcontact te verbinden met de meterkast van [x] . Deze situatie levert een gevaarlijke situatie op. De wijze waarop de snoerleiding is aangesloten op de meterkast van [x] heeft, zeker als dit ondeugdelijk gebeurt, als bijkomend probleem dat het ontstaan van brand, met alle gevolgen van dien, niet ondenkbaar is. Rommelen met elektriciteit is op zichzelf een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Dat de snoerleiding geschikt was voor gebruik op het Nederlandse elektriciteitsnetwerk en de meterkast van [x] voorzien was van een aardlekschakelaar, is niet van belang. De discussie tussen partijen over het moment waarop de snoerleiding door [gedaagde] is afgehaald is eveneens niet ter zake doende, aangezien vast staat dat [gedaagde] door middel van een snoerleiding elektriciteit heeft verschaft aan [x] . Door het hiervoor bedoelde risico op gevaarzetting in het leven te roepen, heeft [gedaagde] zich niet gedragen als een goed huurder. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.6.
Gezien het voorgaande, is [gedaagde] op twee punten tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Hetgeen [gedaagde] overigens nog heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af en leidt niet tot een ander oordeel, zodat de kantonrechter die weren onbesproken zal laten.
Ontbinding gerechtvaardigd?
4.7.
De vraag is vervolgens of deze tekortkomingen voldoende ernstig zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat de tekortkomingen van [gedaagde] van onvoldoende gewicht zijn om recht te geven op ontbinding van de huurovereenkomst en, thans vooruitlopend daarop, ontruiming van het gehuurde. Het volgende is daartoe redengevend.
4.9.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat het aangetroffen hennepgruis enkel voor eigen gebruik was bedoeld en dat dit gruis geen ander doel had dan om gebruikt te worden als medicatie. Niet is betwist dat [gedaagde] cannabis gebruikt om haar medische klachten, als gevolg van haar Schizofrenie, te verlichten. Dit vindt steun in het door [gedaagde] overgelegde behandelplan van GGZ Delfland, waaruit blijkt dat de verhoging van medicatie niet nodig is omdat [gedaagde] cannabis als zelfmedicatie gebruikt om tot rust te komen. Bovendien heeft [gedaagde] onbestreden gesteld dat zij gewezen is op eigen teelt, aangezien zij thans een bijstandsuitkering geniet en derhalve niet de middelen heeft om cannabis aan te schaffen. Niet is gebleken dat [gedaagde] door het enkele aanwezig hebben van hennepgruis en apparatuur ten behoeve van een hennepkwekerij overlast heeft veroorzaakt. Vestia heeft weliswaar gesteld dat er reële kans op overlast bestaat, maar gesteld noch gebleken is dat deze kans zich heeft verwezenlijkt.
4.10.
Voorts is niet gebleken dat [gedaagde] een alcoholstokerij van [x] heeft gefaciliteerd. Weliswaar heeft [gedaagde] elektriciteit aan [x] verschaft, maar dit betekent niet dat zij dit heeft gedaan om [x] in de gelegenheid te stellen een alcoholstokerij te faciliteren. Dit standpunt van Vestia heeft [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Daarbij heeft [gedaagde] gesteld dat zij [x] enkel wilde helpen, omdat hij afgesloten was van stroom, hetgeen zij ook aan de verbalisant heeft verklaard. De kantonrechter weegt ook mee dat de elektriciteit niet illegaal (in de zin van zonder daarvoor te betalen) is afgetapt, aangezien [gedaagde] de hogere energierekening (als gevolg van het verschaffen van elektriciteit aan [x] ) heeft betaald.
4.11.
Het gegeven dat [gedaagde] cannabis gebruikt voor medische doeleinden, niet gebleken is dat [gedaagde] enig stank- of andere overlast heeft bezorgd jegens haar omgeving en [gedaagde] de hogere energierekening heeft betaald, leidt tot de conclusie dat de tekortkomingen van [gedaagde] geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Dat Vestia een zerotolerancebeleid op het gebied van drugsgerelateerde activiteiten hanteert en dient te waken voor de leefbaarheid in de wijken moge zo zijn, maar gelet op alle bovengenoemde omstandigheden acht de kantonrechter de ontbinding een te zware sanctie. Daarbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat zij in de 20 jaar dat zij van Vestia huurt geen huurachterstand heeft laten ontstaan, zich als goed huurder heeft gedragen en geen overlast heeft veroorzaakt. De kantonrechter ziet het gedrag en handelen van [gedaagde] dan ook als een eenmalige fout en gaat ervan uit dat zij inmiddels inziet wat de desastreuze gevolgen voor haar woonsituatie kunnen zijn, in het geval dat zij zich nogmaals een dergelijk gedrag permitteert.
4.12.
Vestia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Vestia in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 360,00 als het aan de gemachtigde van [gedaagde] toekomende salaris;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2020.