ECLI:NL:RBDHA:2020:14045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
C/09/600366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en benoeming bijzondere curator in een complexe gezinszaak met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3], en de benoeming van een bijzondere curator. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft verzet tegen de ondertoezichtstelling en de hulpverlening, terwijl de vader instemt met de verlenging. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 6 juli 2021, omdat er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen aanwezig zijn. De rechtbank heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen, omdat de kinderen klem zitten in de strijd tussen de ouders en de GI. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en vervanging van de GI afgewezen. De rechtbank benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de GI om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Meervoudige kamer
Zaaksgegevens: C/09/600366 / JE RK 20-2295 en C/09/600552 / JE RK 20-2340
Datum uitspraak: 31 december 2020

Beschikking van de kinderrechter

I. Verlenging ondertoezichtstelling
II. Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing, tevens inhoudende verzoek tot benoeming bijzondere curator ex artikel 1:212 BW
in de zaken naar aanleiding van de verzoekschriften van:

de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de GI,
en
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J. de Koning, te Lisse,
betreffende:

[minderjarige 1]

geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3]

geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de man]
hierna te noemen: de vader, wonende te Lisse,
advocaat mr. D.G.M. van den Hoogen, te Leiden.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder :
- het verzoekschrift van de moeder, met bijlagen, onder zaaknummer C/09/600366;
- het verzoekschrift van de GI, met bijlagen, onder zaaknummer C/09/600552;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 november 2020 en de daarin genoemde stukken;
- de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 18 december 2020;
- de brief van Cardea van 11 november 2020;
- het verweerschrift van de zijde van de GI van 12 november 2020;
- de producties van mr. De Koning, namens de moeder, van 17 november 2020;
- het verweerschrift, met subsidiair het verzoek tot vervanging van de GI, van mr. De Koning, namens de moeder, van 11 december 2020;
- het verweerschrift van mr. Van den Hoogen, namens de vader, van 17 december 2020.
Op 18 december 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de gecertificeerde instelling: [vertegenwoordigers van de GI]
[minderjarige 1] en [minderjarige 3] zijn, apart, voorafgaand aan de zitting, door de rechtbank gehoord en hebben daarbij ook schriftelijk hun mening aan de rechtbank overgelegd. [minderjarige 2] heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderen verblijven bij de moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 november 2020 de ondertoezichtstelling verlengd van 6 december 2020 tot 21 december 2020 en het verzoek voor het overige aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 december 2020 de ondertoezichtstelling verlengd van 21 december 2020 tot 1 januari 2021. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden tot de schriftelijke uitspraak van heden.
De GI heeft op 25 september 2020 een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven waarin wordt aangegeven dat zij de schoolgang van [minderjarige 3] moet stimuleren, [minderjarige 3] en [minderjarige 2] moet stimuleren de omgangsregeling tussen hen en de vader na te komen, de kinderen moet stimuleren contact te hebben met de jeugdbeschermer en geen volwassen zaken met de kinderen zal bespreken.

Verzoek van de GI

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting als volgt toegelicht.
De weerstand van de moeder tegen de ondertoezichtstelling en hulpverlening in het algemeen is groot. Dat maakt deze zaak gecompliceerd. Deze weerstand zal ook bestaan als een andere gecertificeerde instelling betrokken raakt.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Primair is verzocht het verzoek van de GI af te wijzen, subsidiair is verzocht dat, wanneer het verzoek wordt toegewezen, de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, zal worden vervangen.
Ter zitting is het volgende naar voren gebracht. Het gaat goed met de kinderen en dat is waar naar gekeken moet worden. Het afgelopen jaar is er niets gebeurd binnen de ondertoezichtstelling. De moeder en de kinderen ervaren hier alleen maar stress van. De moeder krijgt overal de schuld van. Als toch de verlenging van de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken dient de gecertificeerde instelling te worden vervangen aangezien de verhoudingen zijn verstoord.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek van de GI. De vader wil het beste voor zijn kinderen en wil dat zij zich goed ontwikkelen. Het is belangrijk dat er zicht blijft op de kinderen en dat zij de hulp krijgen die nodig is. De moeder strijdt als de bevindingen van een hulpverlener niet zijn wat zij voor ogen heeft. Dit zorgt ervoor dat hulpverlening wordt afgewezen of tegengehouden. Een wijziging van de gecertificeerde instelling past binnen dit patroon.

Verzoek van de moeder

De moeder heeft verzocht een bijzondere curator te benoemen voor de kinderen. Daarnaast wordt verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling van
25 september 2020 vervallen te verklaren.
Door en namens de moeder zijn deze verzoeken ter zitting als volgt toegelicht.
De moeder ziet graag dat drs. [A.] als bijzondere curator wordt benoemd. Duidelijk moet worden of het in het belang van de kinderen is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Naar de mening van de kinderen wordt niet geluisterd omdat gezegd wordt dat deze is ingefluisterd door de moeder, maar dit is niet het geval. De moeder is ermee akkoord dat de kinderen, zonder vertrouwenspersoon, in gesprek met de bijzondere curator gaan.
Ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing wordt door en namens de moeder het volgende naar voren gebracht. Leerplicht is betrokken bij de aanpak van het schoolverzuim van [minderjarige 3] en is druk bezig een goede school te vinden voor [minderjarige 3] . Er zijn drie scholen in beeld. De moeder moet nadere informatie over [minderjarige 3] doorsturen en dan kan er een toelatingsverklaring worden afgegeven. De moeder heeft een voorkeur voor de mytylschool De Thermiek, waar [minderjarige 3] ook de middelbare school periode kan doorbrengen.
De moeder geeft aan tot 12 april jl. de omgang te hebben nageleefd, maar dat zij vanwege een (vermoedelijke) mishandeling die dag haar kinderen niet meer heeft verplicht te gaan. De moeder zal nog een verzoek tot wijziging van de omgang indienen. Zij verwijt de GI dat de onveiligheid bij de vader thuis niet wordt onderzocht door de GI.
De kinderen geven zelf aan een vertrouwenspersoon aanwezig te willen hebben bij de gesprekken met hulpverlening, omdat de afgelopen jaren hun verhalen werden verdraaid of er niets mee werd gedaan. De kinderen hebben een vervelende ervaring met de jeugdbeschermer. Het is aan de jeugdbeschermer om het vertrouwen van de kinderen terug te winnen.
De moeder ontkent volwassen zaken met de kinderen te bespreken. Dit wordt volgens haar bevestigd door het ziekenhuis, de school en andere aanwezige hulpverleners.
De GI heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De GI staat achter het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator. De GI komt niet in gesprek met de kinderen en wil graag weten wat maakt dat zij zo een negatieve houding hebben ten opzichte van de vader. Het is voor de GI niet duidelijk waarom, nu dit niet in verhouding staat tot de relatie met de vader die zij hebben gehad en wat er gebeurd is.
Nu de GI niet in gesprek komt met de moeder en de kinderen is het van belang geacht belangrijke zaken in een schriftelijke aanwijzing neer te leggen, ook al gaat het om moeilijk toetsbare zaken.
Het blijft belangrijk dat de moeder [minderjarige 3] stimuleert naar school te gaan, ook als dit niet de school van haar keuze is. Er is geen toelatingsverklaring afgegeven voor de school van de keuze van de moeder, omdat [minderjarige 3] hier te goed voor is. De huidige school van [minderjarige 3] zag goede vooruitgang en hij mag hier blijven. Hij is echter sinds de zomer thuis gehouden door de moeder. Het is belangrijk dat de ouders [minderjarige 3] laten gaan naar de school waar hij in het overleg van het Samenwerkingsverband Bollenstreek een toelatingsverklaring voor krijgt en waar hij dus volgens deze deskundigen het beste past.
De moeder brengt haar boosheid en frustratie over de scheiding met de vader over op de kinderen. Dit maakt dat de vader geen goed kan doen, nu de kinderen loyaal zijn naar de moeder. De GI wijst erop dat de ouders de plicht hebben elkaar te steunen als zij uit elkaar gaan.
Vanuit de werkwijze van de GI is het belangrijk en noodzakelijk om met de kinderen in gesprek te gaan. Dat is lastig als daar een vertrouwenspersoon bij moet zijn of als er opnames gemaakt worden. Een kind kan op die manier niet vrij praten.
De GI is van mening dat de moeder volwassen zaken bespreekt met de kinderen. De kinderen gaan overal mee naartoe en alles wordt met hen besproken. De GI ziet dit zelf en ook vanuit het ziekenhuis wordt dit aangegeven.
Door en namens de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De vader staat achter het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator en wil graag dat de in het verweerschrift geformuleerde vragen worden meegenomen door de bijzondere curator.
De vader wil graag dat [minderjarige 3] naar De Fakkel, speciaal basis onderwijs, gaat waarvoor een toelatingsverklaring is afgegeven. Hij acht het van belang dat er niet voorbij wordt gegaan aan de schoolontwikkeling die [minderjarige 3] tot nu toe heeft doorgemaakt. De moeder stemt hier echter niet mee in en heeft de voorkeur voor een mytylschool.
De vader erkent dat er op 12 april jl. een incident is geweest en hij heeft daar de moeder, heel open, van op de hoogte gesteld. Zij heeft hier op gereageerd door naar de politie te gaan en een Veilig Thuis melding te doen. De moeder heeft er niet voor opengestaan om hierover te communiceren met de vader. De kinderen kunnen bij de moeder niet vertellen dat het leuk is bij de vader. De vader wil zijn kinderen graag en zo snel mogelijk weer zien.

Beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
[minderjarige 1]
De rechtbank ziet in het verzoekschrift en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, onvoldoende ernstige ontwikkelingsbedreigingen bij [minderjarige 1] . Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat [minderjarige 1] , nadat zij in oktober 2019 een suïcidepoging heeft ondernomen, waardoor zij moest worden opgenomen in het LUMC een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. [minderjarige 1] profiteert van de gesprekken die zij voert met haar coach, [coach] De GI geeft aan dat zij een sociaal meisje is en dat zij goed aansluiting vindt bij leeftijdgenoten. Daarnaast kan zij zich goed verwoorden. De rechtbank acht het wel een ontwikkelingsbedreiging dat [minderjarige 1] haar vader niet ziet en hierover ook een zeer sterke mening heeft. De rechtbank ziet echter ook dat [minderjarige 1] zestien jaar oud is en reeds langere tijd geen contact met haar vader heeft. Het is de jeugdbeschermer niet gelukt hier verandering of beweging in te krijgen, mede doordat er geen samenwerkingsrelatie tot stand is gekomen tussen [minderjarige 1] en de jeugdbeschermer.
Het bovenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat op dit moment niet meer wordt voldaan aan de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor een ondertoezichtstelling en dat de rechtbank het verzoek tot verlenging, ten aanzien van [minderjarige 1] , zal afwijzen.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3]
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het BW genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
Geen van de doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald in de afgelopen periode. Er is een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven gericht op meerdere punten. De moeder en de kinderen willen niet in gesprek met de GI. Er bestaan echter nog wel grote zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Bij beide kinderen is sprake van een beperking vanwege een genetische deletie, waarvoor zij extra aandacht nodig hebben. Daarnaast hebben beide kinderen geen contact met hun vader. Er is sprake van een loyaliteitsconflict, hetgeen voor beide kinderen belastend is, mede gelet op hun kwetsbaarheden. Het is de ouders niet gelukt om de kinderen onbezorgd contact met de vader te laten hebben. Er zijn geen concrete aanwijzingen die de zorgen van de moeder ten aanzien van het gedrag van de vader bevestigen. Belangrijk is daarnaast dat de moeder de kinderen stimuleert. Wanneer de moeder uitdraagt dat het goed is om contact met de vader te hebben, dan zullen de kinderen dit van haar overnemen. De moeder dient ook [minderjarige 3] te stimuleren naar school te gaan. Daarnaast dient de moeder [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te stimuleren om een vrij contact te hebben met de jeugdbeschermer. Ook al zou de moeder niet letterlijk tegen de kinderen zeggen wat zij wel of niet moeten doen, het gegeven dat de moeder negatief is over de vader, dat zij wil dat [minderjarige 3] naar een andere school gaat en hem thuis houdt en dat zij zich verzet tegen de hulpverlening laat de kinderen zien hoe de moeder over zaken denkt. En de kinderen zijn loyaal naar de moeder. Dat maakt dat zij zich zullen schikken naar hoe de moeder over zaken denkt en zich daarnaar gaan gedragen. Op die manier belast de moeder de kinderen en kunnen de kinderen niet uit het loyaliteitsconflict raken.
Daarbij benadrukt de rechtbank het zeer zorgelijk te achten dat [minderjarige 3] sinds de zomervakantie niet naar school is geweest, terwijl hij in een belangrijk jaar – groep 8 – zit. Temeer nu op zitting duidelijk is geworden dat de school [minderjarige 3] wel terug wil ontvangen en dat ook voor een andere school al een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven. De moeder lijkt te willen wachten tot de school van haar keuze ook een mogelijkheid is voor [minderjarige 3] . Het is voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 3] van groot belang dat hij zo snel mogelijk weer naar school gaat.
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
De door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing past binnen de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen. De samenwerking tussen de moeder en de GI is moeizaam verlopen en een schriftelijke aanwijzing is een middel van de GI om de moeder te bewegen mee te gaan werken. De GI heeft duidelijk gemaakt waar de moeder aan moet meewerken. Dat de moeder het niet eens is met de punten uit de schriftelijke aanwijzing acht de rechtbank geen reden om tot vervallenverklaring over te gaan. De rechtbank ziet dat de punten in de schriftelijk aanwijzing doelen zijn waaraan gewerkt dient te worden om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen en de schriftelijke aanwijzing in stand laten. De moeder dient zich, als gezaghebbende ouder aan wie de aanwijzing is gegeven, te houden aan deze aanwijzing.
Benoeming bijzondere curator
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als -in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige- de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank overweegt als volgt.
De kinderen zitten klem in de strijd tussen de ouders en tussen de moeder en de GI. Zij zijn loyaal aan de moeder en de mening van de kinderen is – in de kindgesprekken – gelijk aan de mening van de moeder. Dat de moeder en daarmee dus ook de kinderen, in de afgelopen procedures geen gelijk hebben gekregen maakt dat de kinderen aangeven dat er niet naar hen wordt geluisterd. Daarnaast geven de kinderen aan dat de GI aan de kant van hun vader staat. Het is voor de rechtbank lastig zich een oordeel te vormen over wat de intrinsieke wens van de kinderen is, te meer nu de kinderen niet één op één met een professional, zoals de jeugdbeschermer, willen praten. Nu [minderjarige 3] en de moeder op zitting hebben aangegeven dat de kinderen wel één op één met een bijzondere curator in gesprek zouden willen en een bijzondere curator bij uitstek geschikt is om te luisteren naar de stem van het kind en te kijken naar het belang van het kind, acht de rechtbank het aangewezen om een bijzondere curator te benoemen.
De rechtbank merkt hierbij op dat het van belang is dat de kinderen weten dat zij altijd hun mening mogen geven, zowel richting hulpverleners als richting de rechtbank. Echter, vervolgens zal worden gekeken wat deze hulpverleners, of de rechtbank, in het belang van de kinderen achten. En dit hoeft nu eenmaal niet altijd te zijn wat de kinderen willen. Dat betekent niet dat er niet wordt geluisterd of dat de kinderen niet worden gehoord.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een bijzondere curator benoemen voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Drs. [A.] mediator, kantoorhoudende te Sassenheim, is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd.
Concreet verzoekt de rechtbank de bijzondere curator te onderzoeken:
  • hoe gaat het met de kinderen en met hun ontwikkeling?
  • wat is nodig om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in contact te laten treden met de jeugdbeschermer en daarbij vertrouwen te hebben in de jeugdbeschermer?
  • is omgang met de vader op dit moment in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , en zo ja in welke vorm en frequentie?
Indien mogelijk verzoekt de rechtbank de bijzondere curator ook zich uit te laten over de volgende vraag:
- kan een ondertoezichtstelling helpen om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen af te wenden en zo ja, welke doelen zouden dan moeten worden gesteld en behaald in het kader van de ondertoezichtstelling?
Tot slot staat het de bijzondere curator vrij op te merken hetgeen zij verder geraden acht.
De door de vader geformuleerde vragen aan de bijzondere curator neemt de rechtbank niet over, nu zij niet direct de stem van het kind betreffen.
Ter uitvoering van het bovengenoemde wordt de bijzondere curator verzocht individuele gesprekken te voeren met de minderjarigen. Zowel de moeder als [minderjarige 3] hebben hiermee (ter zitting) ingestemd.
Het staat de bijzondere curator vrij gesprekken te voeren met overige betrokken personen, die informatie over de minderjarigen kunnen verschaffen.
Van haar bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nader te bepalen zittingsdatum schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank (met afschrift aan belanghebbenden). De bevindingen van de bijzondere curator zullen met de belanghebbenden worden besproken op de hierna te melden vervolgzitting.
Gelet op het feit dat de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] niet zal verlengen, zal zij geen bijzondere curator voor [minderjarige 1] benoemen. Wel geeft de rechtbank mee dat, als [minderjarige 1] behoefte heeft aan een gesprek met de bijzondere curator, de bijzondere curator heeft aangegeven hier aan mee te willen werken. Het is aan [minderjarige 1] en de bijzondere curator of de bevindingen van dit gesprek zullen worden meegenomen in het eindverslag.
Vervanging GI
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding tot het vervangen van de gecertificeerde instelling. Met de benoeming van de bijzondere curator wordt een nieuw, onafhankelijk persoon betrokken bij het gezin die de situatie kan bekijken. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat aan de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt gewerkt, zonder de onderbreking die een wijziging van gecertificeerde instelling onvermijdelijk met zich brengt.
Het feit dat de moeder het niet eens is met de GI rechtvaardigt geen wijziging van gecertificeerde instelling.
Aan de GI wil de rechtbank meegeven dat het van belang is dat er een ‘klik’ bestaat tussen de jeugdbeschermer en de ouders en de jeugdbeschermer en de kinderen om vooruitgang te boeken. Een goede samenwerkingsrelatie is een eerste vereiste om verandering te bewerkstelligen.
Duur van de ondertoezichtstelling
Nu de schriftelijke aanwijzing in stand blijft en een bijzondere curator is benoemd acht de rechtbank het van belang om de komende periode te bezien of er vooruitgang komt in de samenwerking tussen de moeder en de GI en de kinderen en de GI. En of daarmee de komende periode aan de doelen van de ondertoezichtstelling kan worden gewerkt om zo de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verkleinen. Dit maakt dat de rechtbank de ondertoezichtstelling tot 6 juli 2021 zal verlengen en het verzoek voor het overige zal aanhouden. Op de volgende zitting zal het rapport van de bijzondere curator bekend zijn en zal de GI worden verzocht een update te geven over het verloop van de ondertoezichtstelling.

Beslissing

De kinderrechter:
-verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 1 januari 2021 tot 6 juli 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
-wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met betrekking tot [minderjarige 1] ;
-wijst af het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling;
-wijst af het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing;
-benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] :
drs. [A.] mediator, kantoorhoudende te Sassenheim;
-verklaart deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
-houdt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor het overige aan tot een zittingsdatum gelegen
voor 6 juli 2021bij de meervoudige kamervan deze rechtbank;
-gelast de griffier om een afschrift van de processtukken in deze zaak aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen;
-verzoekt de bijzondere curator twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum schriftelijk verslag dient te doen van haar bevindingen en dit verslag aan de rechtbank alle belanghebbenden toe te zenden;
-verzoekt de GI, met afschrift aan belanghebbenden, twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum schriftelijk verslag te doen over de stand van zaken;
-gelast de griffie tegen deze nader te bepalen zittingsdatum op te roepen:
  • de moeder en mr. De Koning;
  • de vader en mr. Van den Hoogen;
  • de bijzondere curator, drs. [A.] ;
  • de GI;
  • [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2020 door mrs. J.E.M.G. van Wezel, voorzitter, H. Dragtsma en A.E.J. Satink, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan – voor zover de wet deze mogelijkheid biedt – worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.