ECLI:NL:RBDHA:2020:14033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/09/588097 / KG ZA 20-124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van documenten inzake Salmonella Goldcoast in kort geding

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en meer specifiek de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De vordering betreft de afgifte van documenten die verband houden met Salmonella Goldcoast, die door de NVWA op het bedrijf van [eiseres] zijn aangetroffen. De procedure is gestart na een Wob-verzoek van [eiseres] aan de NVWA, waarin om openbaarmaking van documenten werd gevraagd. De NVWA heeft echter besloten dat niet alle gevraagde documenten openbaar gemaakt zouden worden, wat heeft geleid tot de huidige rechtszaak.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de NVWA inmiddels op het Wob-verzoek heeft beslist en dat er een bestuursrechtelijke rechtsgang beschikbaar is voor [eiseres] om bezwaar te maken tegen dit besluit. De rechter oordeelt dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij de mogelijkheid heeft om haar bezwaren in de bestuursrechtelijke procedure aan te kaarten. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er geen spoedeisend belang is bij de gevraagde documenten, aangezien [eiseres] in de bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven aanhangige beroepsprocedures voldoende mogelijkheden heeft om haar belangen te behartigen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.636,--, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Dit vonnis is uitgesproken op 19 maart 2020 door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/588097 / KG ZA 20-124
Vonnis in kort geding van 19 maart 2020
in de zaak van
[eiseres] B.V.te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. drs. K.J. Defares te Amsterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, meer in het bijzonder de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. F.J.H. van Tienen te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘de NVWA’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2020;
- de brief van mr. Defares van 5 maart 2020, met producties;
- de faxbrief van mr. Defares van 6 maart 2020, met productie;
- de door mr. Van Tienen ingediende producties;
- de op 12 maart 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] drijft een onderneming in het slachten van dieren, het bewerken van de daaruit voortvloeiende producten en de handel daarin.
2.2.
De NVWA heeft op 18 juli 2018, 6 augustus 2018 en 26 september 2018 op het bedrijf van [eiseres] varkenskarkassen positief getest op de aanwezigheid van salmonella van het serotype Goldcoast.
2.3.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: ‘de Minister van LNV’) heeft [eiseres] bij besluiten van 28 en 29 november 2018 lasten onder dwangsom opgelegd. Hierin is [eiseres] opgedragen procedures in te leiden om de volgens de Minister van LNV met grondstof van [eiseres] vervaardigde en in de handel gebrachte onveilige levensmiddelen uit de handel te nemen, de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen, het publiek te waarschuwen en traceringsgegevens aan te leveren. [eiseres] heeft tegen deze besluiten bezwaar en beroep aangetekend. De beroepsprocedures zijn thans aanhangig bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb).
2.4.
De advocaat van [eiseres] heeft de NVWA c.q. de Minister van LNV op 26 november 2018 met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van alle documenten (vanaf 1 januari 2017), die – kort gezegd – betrekking hebben op Salmonella Goldcoast.
2.5.
[eiseres] heeft op 13 februari 2019 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op haar Wob-verzoek van 26 november 2018. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 25 juni 2019 het beroep van [eiseres] gegrond verklaard en bepaald dat op straffe van verbeurte van een dwangsom (met een maximum van € 15.000,--) alsnog binnen zes weken door de Minister van LNV op het Wob-verzoek dient te worden beslist. [eiseres] heeft bij exploot van 28 januari 2020 de volgens haar verbeurde dwangsommen van € 15.000,--, vermeerderd met kosten, opgeëist. Dit bedrag is inmiddels aan [eiseres] uitbetaald.
2.6.
De NVWA heeft op 24 januari 2019 de analyserapporten van de in het bedrijf van [eiseres] genomen vleesmonsters aan [eiseres] ter beschikking gesteld.
2.7.
De advocaat van [eiseres] heeft op 23 mei 2019 het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) c.q. de Minister van Volksgezondheid en Sport (hierna: ‘de Minister van VWS’) met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van alle documenten (vanaf 1 januari 2017), die – kort gezegd – betrekking hebben op Salmonella Goldcoast.
2.8.
Het RIVM heeft op 28 november 2019 beslist op het Wob-verzoek van [eiseres] van 23 mei 2019. Uit dit besluit volgt dat op 15 augustus 2019 door het RIVM een usb-stick met een deel van de verzochte informatie (de sequentiedata) aan de advocaat van [eiseres] is verzonden. Daarnaast blijkt uit dit besluit dat een gedeelte van de gevraagde documenten openbaar wordt gemaakt. Uit een als bijlage B bij het besluit gevoegde inventarisatielijst volgt dat het RIVM per gevraagd document over openbaarmaking heeft beslist, zulks onder vermelding van de toepasselijke weigeringsgronden.
2.9.
De advocaat van [eiseres] heeft de NVWA op 23 januari 2020 namens een andere cliënt ( [B.V. I] te [plaats] ) eveneens met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van – kort gezegd – alle documenten (vanaf 1 januari 2017), die betrekking hebben op Salmonella Goldcoast.
2.10.
De NVWA heeft op 14 februari 2020 beslist op het Wob-verzoek van [eiseres] van 26 november 2018. Hierbij heeft de NVWA besloten dat een deel van de gevraagde documenten openbaar zal worden gemaakt. Bij dit besluit is een inventarisatiestaat gevoegd van de door de NVWA aangetroffen 694 documenten. Hieruit volgt dat de NVWA per document over openbaarmaking heeft beslist, zulks met vermelding van de toepasselijke weigeringsgrond.
2.11.
De NVWA heeft de advocaat van [eiseres] bij brief van 5 maart 2020 bericht dat zij de dagvaarding in de onderhavige kortgedingprocedure aanmerkt als een bezwaarschrift tegen haar op 14 februari 2020 genomen besluit.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de NVWA te veroordelen alle documenten inzake Salmonella Goldcoast vanaf 1 januari 2017 tot en met heden aan haar ter beschikking te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de NVWA in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. Niet is aangetoond dat [eiseres] een levensmiddel in de handel heeft gebracht dat onveilig was en evenmin dat van [eiseres] afkomstige karkassen en karkasdelen tot ziektegevallen hebben geleid. De NVWA weigert tot op heden de gevraagde documenten openbaar te maken. De bij besluit van 14 februari 2020 openbaar gemaakte selectie documenten omvat volgens [eiseres] niet (alle) op 26 november 2018 gevraagde documenten. [eiseres] stelt een spoedeisend belang bij haar vordering te hebben, nu zij de gevraagde documenten nodig heeft om haar stellingen in de bij het CBb aanhangige beroepsprocedures te kunnen onderbouwen. [eiseres] doet in daarbij een beroep op het beginsel van de processuele gelijkheid (equality of arms), het beginsel van processuele openbaarheid (acces to file) en het fair trial-beginsel, zoals verankerd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3.
De NVWA voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Beoordeeld dient te worden of de NVWA in dit kort geding veroordeeld kan worden tot het aan [eiseres] ter beschikking stellen van de door haar gevorderde documenten.
4.2.
De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Vast staat dat de NVWA inmiddels op het Wob-verzoek van 26 november 2018 heeft beslist. Uit dit besluit volgt dat de NVWA diverse documenten (deels) openbaar zal maken. De NVWA heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de thans door [eiseres] bij dagvaarding onder (i) tot en met (xviii) gevorderde documenten deel uitmaken van voormeld Wob-verzoek en dat dus – anders dan [eiseres] lijkt te betogen – wel degelijk inmiddels over openbaarmaking van deze documenten is beslist. Bij die stand van zaken staat aan [eiseres] de mogelijkheid ter beschikking om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit van 14 februari 2020. In die bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedure kan [eiseres] haar stelling dat de door haar op 26 november 2018 gevraagde documenten ten onrechte (deels) niet openbaar zijn gemaakt ter toetsing voorleggen. Nu [eiseres] voor wat betreft de onder (i) tot en met (xviii) gevorderde documenten een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang ter beschikking staat, dient zij in deze kortgedingprocedure in haar vordering, die strekt tot afgifte van die documenten, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.3.
Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat haar Wob-verzoek van 26 november 2018 eveneens betrekking heeft op de thans door haar bij dagvaarding onder (xix) tot en met (xxxii) gevorderde documenten en dat in zoverre ten onrechte niet door de NVWA op haar verzoek is beslist, kan zij dit standpunt eveneens in de hiervoor bedoelde bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedure naar voren brengen. In dit verband tekent de voorzieningenrechter nog aan dat [eiseres] – zoals de NVWA met juistheid heeft opgemerkt – in de bij het CBb aanhangige beroepsprocedures ook de nodige processuele middelen ter beschikking staan om het niet kunnen beschikken over volgens haar relevante documenten aan de orde te stellen. Nu echter de NVWA ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het Wob-verzoek van 26 november 2018 geen betrekking had op de onder (xix) tot en met (xxxii) gevorderde documenten, dient in dit kort geding voorshands van de juistheid van die stelling van de NVWA te worden uitgegaan. De NVWA heeft er vervolgens terecht op gewezen dat een andere cliënt van de advocaat van [eiseres] , te weten [B.V. I] , in haar Wob-verzoek van 23 januari 2020 om openbaarmaking van onder meer de thans door [eiseres] onder (xix) tot en met (xxxii) gevorderde documenten heeft verzocht. De termijn waarbinnen door de NVWA op dit Wob-verzoek dient te worden beslist, is op dit moment nog niet verstreken. Nu ervan uit moet worden gegaan dat [eiseres] voorafgaand aan deze kortgedingprocedure zelf niet om openbaarmaking van deze documenten heeft verzocht en door de NVWA is toegezegd dat voortvarend op het Wob-verzoek van 23 januari 2020 zal worden beslist, valt niet in te zien dat ook [eiseres] daarop niet kan wachten. Het ontbreekt [eiseres] dan ook aan een spoedeisend belang bij de door haar in dit kort geding ten aanzien van die documenten gevorderde voorziening. Dit leidt ertoe dat ook die voorziening wordt geweigerd.
4.4.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de NVWA begroot op € 1.636,--, waarvan € 656,-- aan griffierecht en € 980,-- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2020.
mw