ECLI:NL:RBDHA:2020:14011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/09/569758 / HA ZA 19-253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning na beëindiging van een langdurige affectieve relatie met betrekking tot de samenlevingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de verdeling van een woning na de beëindiging van een langdurige affectieve relatie tussen partijen, aangeduid als 'de vrouw' en 'de man'. De vrouw heeft de samenlevingsovereenkomst op 20 augustus 2018 beëindigd, waarna zij de rechtbank heeft verzocht om de woning te verkopen. De man, die in de woning verblijft, heeft verweer gevoerd en verzocht om uitstel van de verdeling voor drie jaar, zodat hij zijn financiën op orde kan krijgen om de vrouw uit te kopen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de man niet kan worden gedwongen in onverdeeldheid te blijven, aangezien de samenlevingsovereenkomst al formeel was beëindigd en partijen al sinds 2016 in gesprek waren over de beëindiging van de samenleving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning aan de [adres] te [plaats] via een makelaar moet worden verkocht, waarbij de makelaar de vraag- en laatprijs vaststelt op basis van de reële marktwaarde. De man is verplicht om mee te werken aan de verkoop en de kosten van de makelaar worden door beide partijen gedeeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man geen gebruiksvergoeding aan de vrouw hoeft te betalen, gezien zijn beperkte inkomen en de omstandigheden waarin de vrouw zich bevindt. De vordering van de vrouw om een boete van 10% op te leggen aan de man is afgewezen, omdat er geen sprake was van een reeds vastgestelde verdeling. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/569758 / HA ZA 19-253
Vonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
[eiseres], te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.E. Kreber te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 februari 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 15 mei 2019 waarbij een comparitie van partijen is bevolen
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 7 november 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2019;
  • de berichten van beide partijen dat geen minnelijke regeling is bereikt.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld feitelijke onjuistheden aan de rechtbank kenbaar te maken. De man heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van zijn advocaat van 12 december 2019. Die brief maakt onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een langdurige affectieve relatie gehad, die inmiddels is geëindigd. Zij woonden van 1989 tot 2018 samen en hebben twee kinderen gekregen, die nu meerderjarig zijn.
2.2.
Op 5 november 1997 hebben partijen ten overstaan van notaris Van Riet te Zoetermeer een samenlevingsovereenkomst gesloten. Die overeenkomst bevat voor zover van belang voor dit geschil het navolgende:
“VIIVerbodsbepaling
Het is aan ieder van partijen verboden - zowel tijdens als na de samenwoning – het aandeel in de gemeenschappelijke goederen te vervreemden aan derden, al dan niet tegen betaling in gebruik te geven, of met enig recht te bezwaren, zonder toestemming van de andere deelgenoot, op verbeurte van een direct opeisbare niet voor matiging of verrekening vatbare boete ten behoeve van de andere deelgenoot ad vijfduizend gulden (f 5000,00) zonder dat enige ingebrekestelling is vereist en onverminderd de verplichting tot betaling van de werkelijk geleden schade indien daartoe termen aanwezig zijn.”
VIIIVerdeling goederen
1.
In geval de samenwoning anders dan door overlijden eindigt, worden de gemeenschappelijke goederen verdeeld volgens eisen van redelijkheid en billijkheid.
(…)
c. Zodra vaststaat, welke partij eigenaar zal worden van de betreffende goederen zijn beide partijen verplicht jegens elkaar om op eerste verzoek mede te werken aan de verdeling (…)
e. Wanneer een der partijen zijn verplichting tot medewerking aan de verdeling (onder c) of tot inbezitstelling (onder d) niet nakomt, verbeurt hij/zij een direct opeisbare niet voor matiging vatbare boete van tien procent (10%) van de onder a geschatte waarde ten behoeve van de wederpartij, onverminderd de verplichting tot betaling van de werkelijk geleden schade.“
In de samenlevingsovereenkomst is voorts een verplichting tot uitkering van levensonderhoud opgenomen voor het geval de samenleving wordt beëindigd ten behoeve van de partij die niet in staat is in zijn levensonderhoud te voorzien, een en ander conform de Trema-norm.
2.3.
De vrouw heeft bij aangetekende brief van 20 augustus 2018 de samenlevingsovereenkomst beëindigd.
2.4.
De vrouw is werkzaam als huisarts in Rotterdam. De man heeft gedurende de samenwoning het grootste aandeel in de praktische zorg voor de kinderen gehad en daarnaast parttime werkzaamheden verricht in een eigen bedrijf. Hij verdient daarmee naar eigen zeggen thans een bedrag van € 300 netto per maand. De vrouw heeft de man tot op heden financieel ondersteund zonder dat daarover tussen partijen een formele regeling is getroffen of een gerechtelijke uitspraak is gedaan.
2.5.
Partijen hebben in 2006 samen een woning gekocht aan het adres [adres] te [plaats]. Daarop rusten twee hypotheken tot een totaalbedrag van € 271.000. De man verblijft momenteel in de woning, maar de vrouw betaalt de lasten. De vrouw verblijft zelf in een woning van haar ouders in Heemskerk, die te koop staat.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I -primair, haar machtigt tot het te gelde maken van de woning, met vervangende toestemming tot inschakeling van een makelaar, ondertekening van een koopovereenkomst en levering en overige noodzakelijke verkoophandelingen en met verplichting aan de man mee te werken aan de verkoop, op straffe van een dwangsom;
- subsidiair, een redelijke toedeling en verrekening bepaalt;
II de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een gebruiksvergoeding van € 1.000 per maand, althans een redelijke vergoeding;
III de roerende goederen verdeelt conform de door partijen op te stellen verdelingslijst, dan wel een redelijke verdeling bepaalt;
IV de man veroordeelt tot betaling van een boete van 10 % van de waarde van het onroerend goed en de overige goederen, althans een redelijke vergoeding.
3.2.
De vrouw voert daartoe aan dat zij al geruime tijd poogt tot verdeling te komen maar dat de man blijft weigeren.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De man vordert samengevat - dat de rechtbank bepaalt dat de woning voor drie jaar onverdeeld zal worden gelaten, dan wel voor een andere redelijke termijn.
3.6.
De man voert daartoe aan dat hij groot belang heeft bij uitstel van de verdeling.
3.7.
De vrouw voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Nu de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samen hangen ziet de rechtbank aanleiding die gezamenlijk te bespreken.
4.2.
Allereerst is in geschil of de gezamenlijke woning moet worden verkocht of dat de verdeling nog drie jaar moet worden uitgesteld. De man bepleit dat laatste. Hij wil de tijd krijgen zijn financiën op orde te brengen zodat hij de woning kan overnemen en de vrouw kan uitkopen.
4.3.
Wettelijk uitgangspunt (artikel 3:178 BW) is dat een partij niet gedwongen kan worden in een onverdeeldheid te blijven. Dat geldt ook in dit geval. De man stelt weliswaar dat er aanleiding is voor een uitzondering op die regel maar de rechtbank volgt hem daarin niet. Daartoe is allereerst van belang dat vast staat dat de samenlevingsovereenkomst al in augustus 2018 formeel is beëindigd, terwijl onweersproken is gebleven dat partijen feitelijk al sinds 2016 in gesprek zijn over de (wijze van) beëindiging van de samenleving. Dat betekent dat de man er al enkele jaren rekening mee heeft kunnen en moeten houden dat de beperkte gemeenschap van woning moet worden verdeeld. Van een snelle verdeling waarop de man zich niet heeft kunnen voorbereiden is dan ook geen sprake.
4.4.
Het verweer van de man dat hij desondanks nog de gelegenheid moet krijgen de komende drie jaren zijn inkomen op orde te krijgen, om de vrouw vervolgens te kunnen uitkopen wordt gepasseerd. Er is geen enkele garantie dat de man daarin binnen afzienbare tijd daadwerkelijk zal slagen gezien zijn huidige zeer geringe inkomen, terwijl het evenmin aannemelijk is dat een eventuele alimentatie, gezien de beperkte looptijd daarvan, tot verstrekking van de noodzakelijke forse hypotheek aan de man zal leiden. Bovendien gaat de man er ten onrechte aan voorbij dat elk uitstel van verdeling onvermijdelijk met zich brengt dat de vrouw niet in staat zal zijn zelf in die periode een huis te kopen. Terecht heeft de vrouw naar voren gebracht dat langer uitstel van verdeling onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat een belangenafweging, voor zover al aan de orde, in dit geval in het nadeel van de man moet uitvallen. Daarbij weegt mee dat de man niet langer de zorg heeft voor kinderen, alleen in de woning woont en gesteld noch gebleken is dat er een bijzondere reden is waarom hij de woning zou moeten kunnen behouden. Het feit dat hij het daar naar zijn zin heeft en er graag willen blijven wonen legt onvoldoende gewicht in de schaal.
4.5.
Dat de vrouw momenteel onderdak heeft in de woning van haar ouders doet aan het voorgaande niet af. Vast staat immers dat die woning te koop staat en dus dat sprake is van een tijdelijk verblijf. Bovendien heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de woning zeer ongunstig ligt ten opzichte van haar werkplek, zodat zij belang heeft bij een spoedige verhuizing naar een eigen woning dichter bij haar werk.
4.6.
Dit alles brengt met zich dat de reconventionele vordering van de man wordt afgewezen en dat de woning op korte termijn verkocht zal moeten worden, zoals de vrouw heeft gevorderd. De daartoe noodzakelijke stappen zullen door partijen gezamenlijk moeten worden gezet. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de door de vrouw genoemde verkoopmakelaar Schieland Borsboom. Evenmin is verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw dat de makelaar de verkoopprijs bepaalt in overeenstemming met de reële marktwaarde. De rechtbank acht het met de vrouw geraden de makelaar bij de verkoop de vraag- en laatprijs te laten bepalen, teneinde discussie daarover tussen partijen te voorkomen. De rechtbank tekent daarbij aan dat aannemelijk is dat de woning in de huidige markt substantieel meer zal opbrengen dan het hypotheekbedrag, waardoor voor beide partijen na verkoop de helft van de overwaarde na aftrek van verkoopkosten beschikbaar zal zijn.
4.7.
De rechtbank zal de man in het licht van het gegeven oordeel veroordelen binnen twee weken na vonnisdatum mee te werken aan het gezamenlijk verlenen van de verkoopopdracht aan die makelaar conform het bovenstaande. De rechtbank acht het overigens aangewezen ambtshalve te bepalen dat de opleverdatum op vier maanden na de datum van de koopovereenkomst wordt gesteld of zoveel eerder of later als partijen samen overeenkomen. Dat geeft de man voldoende tijd naar vervangende woonruimte te zoeken.
4.8.
De rechtbank zal - voor het geval de man onverhoopt niet mee zal werken aan de verkoop - in het dictum van het vonnis tevens bepalen dat het vonnis in dat geval in de plaats treedt van de benodigde toestemming indien de man niet binnen veertien dagen na sommatie meewerkt aan de noodzakelijke (rechts)handelingen met betrekking tot de verkoop. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de rechtbank in het licht van die bepaling geen aanleiding.
4.9.
Vervolgens moet nog de vraag worden beantwoord of de man gehouden is een gebruiksvergoeding aan de vrouw te voldoen. De rechtbank ziet daarvoor onder de gegeven omstandigheden onvoldoende grond. Enerzijds weegt daarbij mee dat vast staat dat de man nauwelijks inkomen heeft, zodat hij feitelijk niet in staat is een dergelijke betaling te verrichten, terwijl anderzijds vast staat dat de vrouw momenteel in het huis van haar ouders verblijft. Nu gesteld noch gebleken is dat zij daarvoor een vergoeding moet afdragen is het redelijk dat de man tot aan de levering ook geen gebruiksvergoeding aan de vrouw betaalt. Voor zover de vrouw zich op het standpunt stelt dat zij daarop toch recht heeft omdat zij nu de woonlasten van de man draagt gaat de rechtbank daaraan voorbij. Duidelijk is immers dat in de samenlevingsovereenkomst een onderhoudsverplichting is opgenomen. De betalingen van de vrouw voor de woning moeten in dat kader worden bezien.
4.10.
Tot slot maakt de vrouw nog aanspraak op een boete van 10%. Die vordering wordt afgewezen. Niet valt in te zien waarom de man die boete verschuldigd zou zijn. Weliswaar staat in de samenlevingsovereenkomst onder VIII 2 e een boeteclausule opgenomen maar die clausule ziet op de situatie dat een der partijen weigert aan een reeds vastgestelde verdeling (waarbij duidelijk is dat een der partijen de eigenaar wordt van bepaalde goederen) uitvoering te geven. Die situatie doet zich hier niet voor. Van een reeds vastgestelde verdeling was tot op heden geen sprake. De verdeling wordt immers pas door dit vonnis vastgesteld.
4.11.
De rechtbank gaat er overigens vanuit dat partijen de roerende goederen in onderling overleg zullen kunnen verdelen, zoals de man ook heeft aangegeven. De vrouw heeft haar vordering ter zake ook niet nader gesubstantieerd. De rechtbank zal dan ook volstaan met de bepaling in het dictum dat de inboedel tussen partijen moet worden verdeeld. De rechtbank geeft partijen daarbij in overweging lijsten te maken van spullen die door hen gewenst zijn en indien zij beiden een zelfde goed wensen om de beurt te kiezen. Dat biedt de meeste waarborgen voor een evenredige verdeling met gesloten beurzen.
4.12.
Nu partijen gewezen partners zijn ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
stelt de verdeling van de beperkte gemeenschap van woning als volgt vast:
  • de woning aan de [adres] te [plaats] zal worden verkocht via Schieland Borsboom Makelaardij, waarbij de makelaar de vraag- en laatprijs vaststelt op grond van de reële marktwaarde, met publicatie van het pand op de Funda-website en met een oplevertermijn van vier maanden na het tekenen van de koopovereenkomst dan wel een andere termijn, mits partijen die gezamenlijk vooraf zijn overeengekomen;
  • partijen zijn gehouden de instructies van de makelaar in het kader van de verkoop stipt op te volgen en de kosten van de makelaar ieder bij helfte te dragen;
  • beide partijen zijn verplicht mee te werken aan ondertekening van een aldus tot stand gekomen koopovereenkomst en mee te werken aan de levering van de woning en aan alle andere noodzakelijke handelingen in het kader van de verkoop;
  • bij levering van de woning aan een derde zullen de op de woning rustende hypotheken uit de verkoopopbrengst worden voldaan en na aftrek van de resterende verkoopkosten zal de netto opbrengst van de woning tussen partijen bij helfte worden gedeeld;
5.2.
bepaalt dat, indien de man niet binnen twee weken na verzoek daartoe van de vrouw meewerkt aan hetgeen in dit vonnis bepaald is in het kader van de verkoop van de woning, dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming van de man voor de betreffende (rechts)handelingen;
5.3.
bepaalt dat ieder der partijen gelijkelijk is gerechtigd tot de inboedel en dat die inboedel tussen partijen in onderling overleg bij helfte moet worden gedeeld;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.7.
wijst de vordering af;
5.8.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smeets en in het openbaar uitgesproken door
mr. D. Nobel, rolrechter, op 25 maart 2020.