ECLI:NL:RBDHA:2020:14009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.G.M. Buys
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door C.M. Suurmeijer-Wawoe, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door D. Vos. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten, nadat verweerder op 1 april 2020 had aangegeven niet bereid te zijn deze kosten te vergoeden. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker op 15 november 2019 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder had op 27 november 2019 alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep had ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Verweerder stelde dat het intrekken van het beroep betekende dat verzoeker afstand had gedaan van een eventuele proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van verzoeker zich richtte tegen het niet tijdig nemen van een besluit en dat dit mede betrekking had op het alsnog genomen besluit van 27 november 2019. De rechtbank oordeelde dat verzoeker op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb niet afzonderlijk beroep hoefde in te stellen tegen dit besluit. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het bedrag vastgesteld op € 262,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.