ECLI:NL:RBDHA:2020:13992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
AWB 20/1573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf met verzoek om proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft uiteindelijk alsnog een besluit genomen op deze aanvraag en daarbij een dwangsom toegekend. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verzoeker en op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten kan veroordelen in geval van intrekking van het beroep, wanneer het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Dit kan alleen indien daar bij de intrekking van het beroep om wordt verzocht. De rechtbank stelt vast dat verzoeker het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door het nemen van een besluit en het toekennen van een dwangsom. Gelijktijdig met de intrekking heeft verzoeker verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen.

De rechtbank heeft het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten, die betrekking hebben op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank. De kosten zijn vastgesteld op € 262,50, bestaande uit één punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 525,- en vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1573

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen op deze aanvraag en daarbij een dwangsom toegekend.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder hierop gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het beroep wanneer het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Dit kan enkel indien daar bij de intrekking van het beroep om wordt verzocht.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1753), blijkt dat sprake is van
tegemoetkomenals bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb als hangende beroep een besluit wordt genomen.
3. De rechtbank stelt vast dat verzoeker het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door het nemen van een besluit en het toekennen van een dwangsom. Gelijktijdig met de intrekking heeft verzoeker verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten hebben betrekking op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 262,50 (bestaande uit één punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 525,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.