ECLI:NL:RBDHA:2020:13991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
C-09-599978
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding wegens ontbreken huwelijksakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding van de man, aangeduid als [Y], die woonachtig is te [woonplaats 1]. De man had op 25 september 2020 een verzoekschrift ingediend, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen origineel gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte kon overleggen. De rechtbank had eerder aangegeven dat het ontbreken van deze documenten zou leiden tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er klemmende redenen werden aangevoerd. De man had weliswaar een geboorteakte van het kind overgelegd, maar dit was niet voldoende om de rechtsgeldigheid van het huwelijk aan te tonen. De vrouw, aangeduid als [X], woonachtig te [woonplaats 2], had haar huwelijksakte aan haar advocaat in Marokko gegeven in verband met een echtscheidingsverzoek daar. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk dat in Nederland erkend kon worden. De man had ook geen huwelijksdatum opgegeven, enkel het jaar, en de Basisregistratie Personen gaf aan dat de partijen niet als gehuwden geregistreerd stonden. Hierdoor werd de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-6746
Zaaknummer: C/09/599978
Datum beschikking: 16 december 2020

Scheiding

Beschikking op het op 25 september 2020 ingekomen verzoek van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. Zahri te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek, strekkende tot echtscheiding met een nevenvoorziening.
De griffie heeft de ontvangst van dit verzoekschrift bij schrijven van 29 september 2020 bevestigd, waarbij tevens is aangegeven welke bescheiden ontbreken en dat deze vóór afloop van de verweertermijn in één keer moeten worden toegevoegd, bij gebreke waarvan – behoudens schriftelijk aangevoerde klemmende redenen en/of een verzoek tot mondelinge behandeling – tot niet-ontvankelijkverklaring zal worden overgegaan.
Op 15 oktober 2020 heeft de rechtbank de geboorteakte van de minderjarige [kind van partijen] ontvangen.
Op 16 oktober 2020 en 30 oktober 2020 heeft de advocaat namens de man verzocht uitstel te verlenen voor het overleggen van het afschrift van de huwelijksakte en is aangegeven dat de vrouw niet wenst mee te werken aan het opstellen van een ouderschapsplan.
Op 6 november december 2020 is nogmaals verzocht om een origineel gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte en een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan over te leggen, dat binnen veertien dagen na dagtekening van de brieven moest worden ingediend, bij gebreke waarvan – behoudens schriftelijk aangevoerde klemmende redenen, dan wel een verzoek tot mondelinge behandeling – tot niet-ontvankelijkverklaring zou worden overgegaan.
Op 21 november 2020 heeft de advocaat namens de man aangegeven het niet is gelukt om de huwelijksakte te verkrijgen omdat de vrouw deze aan haar advocaat in Marokko heeft gegeven in verband met een echtscheidingsverzoek in Marokko. Daarnaast is aangegeven
dat de vrouw alleen in gesprek wil over het opstellen van ouderschapsplan indien er afspraken worden gemaakt over alimentatie.

Beoordeling

Gebleken is dat niet binnen twee weken na dagtekening van de brief een – wettelijk vereist – origineel gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte aan het verzoekschrift is toegevoegd. Voorts is niet gebleken dat sprake is van klemmende redenen die vooraf schriftelijk aan de griffie zijn medegedeeld. Uit de overgelegde app-berichten moet de rechtbank kennelijk afleiden – een adequate toelichting wordt namelijk niet gegeven – dat de man een kopie van de huwelijksakte bij de vrouw heeft opgevraagd, maar dat ze deze niet heeft willen geven. Deze mededeling is evenwel onvoldoende om te kunnen vaststellen dat tussen partijen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dat voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat in het verzoekschrift geen huwelijksdatum maar slechts een huwelijksjaar is vermeld, de BRP partijen niet als gehuwden zijn geregistreerd en ten aanzien van het kind voor de geboorte een akte van erkenning is opgemaakt. Verzoeker zal daarom in zijn verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven te ’s-Gravenhage door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door A.M.C. Guit-van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2020.