ECLI:NL:RBDHA:2020:13990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
NL20.17160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot nationale asielprocedure en opschorting overdrachtstermijn

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een asielaanvraag ingediend en verzocht om toelating tot de nationale asielprocedure. Verweerder, de Staatssecretaris, had echter medegedeeld dat eiser vooralsnog niet zou worden toegelaten omdat de termijn voor overdracht aan Italië nog niet was verstreken. Dit standpunt was gebaseerd op de veronderstelling dat een bezwaarschrift de overdrachtstermijn had opgeschort. De rechtbank oordeelde dat de brief van verweerder geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het een bestuurlijk rechtsoordeel betrof zonder rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat het voor eiser niet onevenredig bezwarend was om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels aan de orde te stellen in een eventueel vervolg asielverzoek. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en mr. M.H. van Ham - Kolk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. M. Pals,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

gemachtigde: mr. J.P. Guerain.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17161, plaatsgevonden op 8 december 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser heeft op 21 september 2019 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft vervolgens vastgesteld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvraag. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten gevraagd om eiser terug te nemen en zij hebben hier op 31 oktober 2019 mee ingestemd. Bij besluit van 2 december 2019 heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van 13 februari 2020 door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bij uitspraak van 5 augustus 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 28 februari 2020 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 4 maart 2020 afgewezen. Het hiertegen door eiser op 10 maart 2020 gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 juli 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2
Bij e-mail van 14 juli 2020 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om eiser alsnog op te nemen in de nationale asielprocedure omdat de uiterste overdrachtsdatum op 30 april 2020 zou zijn verstreken.
1.3
Bij brief van 17 juli 2020 heeft verweerder hier als volgt op gereageerd:
“Uw cliënt zal vooralsnog niet worden toegelaten tot de nationale procedure. Reden hiervoor is het feit dat de uiterste overdrachtsdatum niet is overschreden als gevolg van de opschortende werking van de reguliere bezwaarprocedure van 10 maart 2020.”
1.4
Eiser heeft deze brief van verweerder als besluit aangemerkt en hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens eiser is geen sprake van opschorting van de uiterste overdrachtsdatum.
Hierop heeft de besluitvorming plaatsgevonden als vermeld in de rubriek procesverloop.
2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de brief van 17 juli 2020, waarin verweerder heeft aangegeven dat eiser vooralsnog niet zal worden toegelaten tot de nationale procedure, een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is.
2.1
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb moet onder besluit worden verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2
De Afdeling heeft onder meer in de uitspraak van 8 juli 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ1862) overwogen dat het door een bestuursorgaan opschrijven van zijn visie over de gevolgen van rechtsregels voor een bepaalde situatie (hierna: een bestuurlijk rechtsoordeel), op zichzelf geen rechtsgevolg in het leven roept en dus geen rechtshandeling inhoudt. Daarom is zo’n bestuurlijk rechtsoordeel in de regel geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In uitzonderingsituaties moet evenwel een bestuurlijk rechtsoordeel, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, toch als besluit worden aangemerkt. Daarvoor is dan in ieder geval vereist dat het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit, met name betreffende handhaving of vergunningverlening, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen.
2.3
In dit geval heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij vooralsnog niet zal worden toegelaten tot de nationale (asiel)procedure omdat de termijn voor overdracht nog niet is verstreken. Dit gelet op het standpunt van verweerder dat het (reguliere) bezwaarschrift de termijn voor overdracht aan Italië heeft opgeschort. Dit is een bestuurlijk rechtsoordeel zonder rechtsgevolg.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor eiser niet onevenredig bezwarend om een geschil over de interpretatie van deze bepalingen aan de orde te stellen in het kader van een eventueel besluit op een (herhaald) asielverzoek. Mocht een dergelijk verzoek leiden tot een afwijzing, dan kan eiser de rechtmatigheid van het standpunt van verweerder over de opschortende werking van een bezwaarschrift bij een overdrachtsprocedure aan de orde stellen in een zienswijze en eventueel een daaropvolgende beroepsprocedure bij de rechtbank, dan wel in het kader van een voorlopige voorzieningsprocedure bij de voorzieningenrechter.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat de brief van 17 juli 2020 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet op artikel 8:1, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb kan daartegen dan ook geen bezwaar worden gemaakt. Het tegen deze brief gemaakte bezwaar heeft verweerder dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op het bepaalde in rechtsoverweging 3 van deze uitspraak is de brief van 17 juli 2020 naar het oordeel van de rechtbank evenmin als feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 aan te merken, aangezien voor eiser een andere adequate bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat die in dit geval niet onevenredig bezwarend is. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de vraag of de in deze brief gedane mededeling dat de overdrachtstermijn is opgeschort door het door eiser ingediende bezwaarschrift rechtens juist is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Ham - Kolk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op de hieronder vermelde datum. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.