Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
advocaat: mr. L. Rijsdam, gevestigd te Leiden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2005. Het verzoek was ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, de gecertificeerde instelling. De minderjarige was op dat moment vermist, waardoor er geen instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper beschikbaar was. Dit maakte het onmogelijk om te oordelen of aan de voorwaarden voor gesloten plaatsing was voldaan.
De kinderrechter had eerder op 28 oktober 2020 een tijdelijke machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie van 7 november 2020 tot 7 januari 2021. Tijdens de zitting op 31 december 2020 werd vastgesteld dat de minderjarige niet bereid was om te verschijnen en dat de moeder, die in kritieke toestand in het ziekenhuis lag, ook niet aanwezig kon zijn. De advocaat van de minderjarige pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat een gesloten instelling geen optie was, aangezien de minderjarige daar eerder was weggelopen. De stiefvader, die ook als informant optrad, gaf aan dat de gesloten plaatsing niet had geholpen en dat de focus moest liggen op de juiste hulp in een open setting.
De kinderrechter concludeerde dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren, maar dat de vermissing van de minderjarige en het ontbreken van een recente instemmingsverklaring de beoordeling van de noodzaak voor gesloten jeugdhulp belemmerden. De kinderrechter wees het verzoek af, met de opmerking dat de gecertificeerde instelling bij het vinden van de minderjarige moet handelen op basis van de actuele zorgen en omstandigheden. De voorkeur gaat uit naar systeemtherapie en terugplaatsing naar de moeder, met een zo kort mogelijke gesloten plaatsing indien nodig.