Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoeker], verzoekers V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL20.16040 en NL20.16043. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.J. Dijkman, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. N. Hamzaou, heeft de aanvragen van verzoekers op 25 augustus 2020 niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen.
Tijdens de zitting op 8 september 2020, waar ook andere zaken werden behandeld, hebben de verzoekers hun standpunt toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de aanverwante zaken NL20.16039 en NL20.16042, er geen noodzaak meer is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.