ECLI:NL:RBDHA:2020:13950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid met betrekking tot Syrische vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 juli 2020, waarin de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid werd afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 18 november 2020 gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.E. Temmen, en verweerder door mr. H.J. Metselaar.
Eiser, geboren in Syrië, heeft aangevoerd dat hij niet in aanmerking komt voor de mvv omdat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat zijn referent, zijn oom, niet vrijgesteld is van het middelenvereiste. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn oom tijdelijk ontheven is van de arbeids- en sollicitatieplicht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat aan het middelenvereiste niet wordt voldaan en dat er geen aanvaardbare toekomst voor eiser in Syrië is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds zijn tweede levensjaar bij zijn oma woont, maar dat de zorg voor hem niet onaanvaardbaar is, gezien de omstandigheden in Syrië en de aanwezigheid van andere familieleden.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat om mee te ondertekenen.