ECLI:NL:RBDHA:2020:13940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
NL20.11351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege indiening

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er nog geen besluit was genomen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiseres op 6 november 2019 haar asielaanvraag heeft ingediend en dat verweerder uiterlijk op 6 mei 2020 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 6 mei 2020 in gebreke gesteld, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Hierdoor heeft eiseres haar beroepschrift te vroeg ingediend, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11351
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres (gemachtigde: mr. P.L.M Stieger),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: Y.W.M. Schrijver).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden beslist (artikel 42, lid 1, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)). Eiseres heeft op 6 november 2019 een asielaanvraag ingediend bij verweerder. Verweerder had dus uiterlijk op 6 mei 2020 moeten beslissen.
Uit de stukken blijkt dat eiseres verweerder op 6 mei 2020 in gebreke heeft gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Dat betekent dat eiseres haar beroepschrift te vroeg heeft ingediend en dat daarmee dus niet is voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
S.M. Bakker, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
20 juli 2020

[documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.