ECLI:NL:RBDHA:2020:13883
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 7 oktober 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland het terugnameverzoek op 2 november 2020 had geaccepteerd.
Eiser betwistte de beslissing van verweerder en stelde dat het claimakkoord met Duitsland niet duidelijk op hem betrekking had, omdat het gebaseerd was op meerdere aliassen. Hij voerde aan dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de registratie van eiser in Duitsland en dat de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening naar zich toe had moeten worden getrokken. De rechtbank oordeelde echter dat het claimakkoord voldoende duidelijk op eiser betrekking had en dat verweerder zijn besluit zorgvuldig had voorbereid en gemotiveerd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B. Fijnheer in aanwezigheid van griffier mr. S. Bazaz. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.