ECLI:NL:RBDHA:2020:13883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
NL20.21185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 7 oktober 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland het terugnameverzoek op 2 november 2020 had geaccepteerd.

Eiser betwistte de beslissing van verweerder en stelde dat het claimakkoord met Duitsland niet duidelijk op hem betrekking had, omdat het gebaseerd was op meerdere aliassen. Hij voerde aan dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de registratie van eiser in Duitsland en dat de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening naar zich toe had moeten worden getrokken. De rechtbank oordeelde echter dat het claimakkoord voldoende duidelijk op eiser betrekking had en dat verweerder zijn besluit zorgvuldig had voorbereid en gemotiveerd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B. Fijnheer in aanwezigheid van griffier mr. S. Bazaz. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21185
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. F. Bouyaghjdane),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen - Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.21186 , plaatsgevonden op 22 december 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser van 7 oktober 2020 niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening1 Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Duitsland heeft het terugnameverzoek op 2 november 2020 geaccepteerd.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet voldoende duidelijk is dat het claimakkoord met Duitsland op hem betrekking heeft, aangezien het uit gaat van meerdere aliassen. Gelet op deze verschillen had verweerder onderzoek moeten doen naar de wijze waarop de registratie van eiser in Duitsland tot stand is gekomen. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening zijn asielaanvraag naar zich toe had moeten trekken.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat het claimakkoord met Duitsland op het Eurodacresultaat van de vingerafdrukken van eiser is gebaseerd en dus niet op basis van de persoonsgegevens van eiser. De rechtbank is van oordeel dat dus voldoende duidelijk is dat het claimakkoord betrekking heeft op eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, zijn besluit voldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd en is niet gehouden de asielaanvraag conform artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening wordt door eiser verder niet nader toegelicht. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2020 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
1 Verordening (EU) nr. 604/2013
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
22 december 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.