Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
Op 9 juli 2019 is eiser op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000) staande gehouden. Op dezelfde dag heeft eiser zijn eerste aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij van Syrische nationaliteit is, van 1984 tot 2011 in Aleppo heeft gewoond en in 2011 vanwege de oorlog in Syrië naar Turkije is gevlucht. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 8 augustus 2019 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Verweerder heeft, kort samengevat, aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. Hierbij is ook een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd. Het door eiser ingestelde beroep tegen dit besluit is bij uitspraak van 5 september 2019 door deze rechtbank (NL19.18731) ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 oktober 2019 (201906898/1/V2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de uitspraak van
5 september 2019 bevestigd. Het besluit is hiermee in rechte vast komen te staan.
Op 8 januari 2020 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiser stelt nu van Turkse nationaliteit te zijn. Eiser heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat de Turkse autoriteiten naar hem op zoek zijn en zijn huis regelmatig binnenvallen, omdat hij (ten onrechte) als Gülenist wordt aangemerkt. Nu Gülenisten groot gevaar lopen in Turkije, was eiser gedwongen zijn land te verlaten. Eiser stelt dat hij bij zijn eerste asielverzoek heeft gelogen over zijn identiteit en nationaliteit, omdat hij vreesde dat zijn gegevens met de Turkse autoriteiten zouden worden gedeeld.
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Vermeende banden met de Gülenbeweging en de daaraan ondervonden problemen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij pas op de dag van de uitzetting zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt en hierbij heeft verklaard dat hij eerder onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn nationaliteit. Eiser heeft dit standpunt van verweerder in beroep niet betwist. Verweerder heeft eisers aanvraag om die reden terecht op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder f en g, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond afgewezen.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.