ECLI:NL:RBDHA:2020:13785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
NL20.20350 en NL20.20351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van terugkeer naar Griekenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Jemenitische nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiser sinds 2 april 2020 een verblijfsvergunning in Griekenland had. De eiser betoogde dat hij zich onveilig voelde in Griekenland en dat hij niet terug wilde, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren. Dit beginsel houdt in dat Griekenland, als lidstaat van de Europese Unie, in beginsel niet handelt in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er redenen waren om van dit beginsel af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De eiser had niet voldoende onderbouwd dat hij in Griekenland geen bescherming kon krijgen en had niet aangetoond dat hij zich tot de Griekse autoriteiten had gewend voor hulp. De rechtbank benadrukte dat de eiser zijn rechten als statushouder moest effectueren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.20350 en NL20.20351
[V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna eiser

(gemachtigde: mr. G. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Ossenbruggen-Theodoulou).

ProcesverloopMet het besluit van 24 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat hij niet wordt uitgezet totdat op het beroep is beslist..
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door G.W. Mettendaf, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter, hierna de rechtbank, onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer NL20.20350 ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.30351 af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op 2 september 1987.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser sinds 2 april 2020 een verblijfsvergunning in Griekenland heeft. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef, en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser wil niet terug naar Griekenland omdat hij zich daar onveilig voelt. Dat heeft te maken met een Griekse veiligheidsambtenaar, [naam] , en met andere aspecten zowel binnen als buiten het vluchtelingenkamp waar eiser in Griekenland heeft gezeten. Daarnaast vreest eiser dat hij in Griekenland geen woning en geen werk kan krijgen en dat de politie hem niet wil helpen zich te beschermen tegen [naam] .
3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser moet terugkeren naar Griekenland. Verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wat betekent dat Griekenland, als lidstaat van de Europese Unie, in beginsel niet handelt in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] . Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder hier niet langer van uit mag gaan. Eisers betoog ten aanzien van [naam] heeft hij niet onderbouwd. Dat eiser op de zitting naar voren heeft gebracht dat er whatsapp-berichten moeten zijn die zijn verhaal ondersteunen, kan in dit stadium van de procedure niet worden beoordeeld. Het had op de weg van eiser gelegen om dat eerder naar voren te brengen zodat verweerder zich daar gedegen over had kunnen uitlaten.
4. Van eiser mag worden verwacht dat hij zijn rechten als statushouder effectueert.
Verder ligt het op de weg van eiser om zijn beklag te doen bij de hogere Griekse autoriteiten of geëigende instanties als hij ontevreden is over de handelwijze van de politie in Griekenland. Al zou de rechtbank uitgaan van eisers betoog ten aanzien van [naam] , dan is gesteld noch gebleken dat eiser zich tot voornoemde instanties heeft gewend, zodat niet de conclusie kan worden getrokken dat de Griekse autoriteiten hem niet willen of kunnen helpen.
5. Het beroep van eiser op de interim measure [2] van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens slaagt ook niet omdat het in die zaak om een kwetsbaar gezin betrof en eiser onbetwist niet als kwetsbaar kan worden aangemerkt.
Conclusie
6.1
De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Omdat op het beroep is beslist wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
6.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 8 december 2020 door mr. A.K. Mireku voorzieningen(rechter), in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover op het beroep is beslist, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Met application no. 31007/20 van 27 juli 2020.