ECLI:NL:RBDHA:2020:13725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
8847917 EJ20-85818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanzegvergoeding en transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen Casteleijn stroopwafels B.V. [verzoeker] was in dienst als medewerker productie A en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 31 augustus 2020. Casteleijn heeft [verzoeker] mondeling geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, maar heeft nagelaten om de aanzegverplichting na te komen. [verzoeker] heeft vervolgens een verzoek ingediend om betaling van een aanzegvergoeding, een transitievergoeding, en vergoeding voor niet-genoten verlofuren, alsook buitengerechtelijke kosten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2020 was Casteleijn niet vertegenwoordigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Casteleijn de aanzegverplichting heeft geschonden en dat [verzoeker] recht heeft op de gevraagde vergoedingen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [verzoeker] toegewezen, met uitzondering van een deel van de aanzegvergoeding en de transitievergoeding, die door Casteleijn al waren voldaan. De kantonrechter heeft Casteleijn ook veroordeeld in de proceskosten en een dwangsom opgelegd voor het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Casteleijn aan [verzoeker] moet betalen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter heeft de overige verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
JPV
Rep.nr.: 8847917 \ EJ VERZ 20-85818
Datum: 15 december 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker], (toev.nr. [toevoegingsnummer] ),
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.J. Maassen,
tegen
Casteleijn stroopwafels B.V.,
te Bergambacht,
verwerende partij,
gemachtigde: [gemachtigde verwerende partij] .
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Casteleijn”.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift
van [verzoeker] , met producties, ter griffie ingekomen d.d. 30 oktober 2020.
1.2
Op 30 november 2020 heeft er een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. Ter zitting is [verzoeker] , bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen. Namens de werkgever is niemand verschenen. Op 30 november 2020 heeft de gemachtigde van Casteleijn, nadat de mondelinge behandeling was geëindigd, een e-mail naar de griffie gestuurd.

2.De feiten

2.1
[verzoeker] is op 1 oktober 2018 in de functie medewerker productie A in dienst getreden van Casteleijn. Tussen partijen bestond tot 31 augustus 2020 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
2.2
Op 31 augustus 2020 heeft Casteleijn aan [verzoeker] mondeling te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De tussen partijen bestaande overeenkomst is van rechtswege geëindigd.

3.Het verzoek

3.1
[verzoeker] verzoekt, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
I Casteleijn te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een vergoeding voor het niet aanzeggen van het einde van de arbeidsovereenkomst van € 2.160,82 bruto;
II Casteleijn te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding van
€ 1.460,66 bruto;
III Casteleijn te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een vergoeding voor de wel opgebouwde maar niet genoten verlofuren van € 1.728,59 bruto;
IV Casteleijn te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 777,43;
V Casteleijn toe te staan de nettobetaling van de onder I t/m III genoemde brutobedragen gedeeltelijk te verrekenen met het reeds door Casteleijn betaalde bedrag van
€ 2.868,77 netto;
VI Casteleijn te voordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW ten aanzien van alle aan [verzoeker] te betalen bedragen, te rekenen vanaf het moment waarop deze verschuldigd zijn;
VII Casteleijn te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificatie aan [verzoeker] , waarin alle aan [verzoeker] te betalen brutobedragen zijn verwerkt op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00, voor iedere dag dat Casteleijn hieraan niet voldoet;
VIII Casteleijn te veroordelen in de proceskosten.
3.2
[verzoeker] heeft aan zijn verzoeken het volgende ten grondslag gelegd. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van [verzoeker] is op zijn laatste werkdag niet verlengd. [verzoeker] is te kennen gegeven dat de reden van de beëindiging is dat [verzoeker] teveel pauzes zou hebben genomen. Na het einde van het dienstverband heeft [verzoeker] Casteleijn verzocht om een deugdelijke eindafrekening van zijn dienstverband, met betaling van de transitievergoeding en de aanzegvergoeding. Casteleijn heeft daarop te kennen gegeven dat zij het teveel betaalde loon, vanwege de door [verzoeker] te lang genoten pauzes, wil verrekenen met voornoemde vergoedingen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft daarna verzocht om uitbetaling van voornoemde vergoedingen onder verstrekking van een bruto-netto specificatie. Op 21 oktober 2020 ontving [verzoeker] een niet-gespecifieerde betaling van € 2.868,77 netto. Het overige deel waarop [verzoeker] aanspraak maakt, zou verrekend zijn met het teveel uitbetaalde loon.
3.3
Casteleijn heeft de aanzegverplichting ex artikel 7:668 lid 1 BW geschonden door uiterlijk op 31 juli 2020 aan [verzoeker] mee te delen dat zijn arbeidsovereenkomst niet werd voortgezet. Ook maakt [verzoeker] aanspraak op de transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 1 sub a onder 3 BW.
3.4
Daarnaast vordert [verzoeker] uitbetaling van opgebouwde verlofuren. Het hiermee gemoeide bedrag bedraagt € 1.728,59 bruto ((148,75 verlofuren x € 10,76 (overeengekomen uurloon) x 1,08)).
3.5
[verzoeker] vordert een bedrag van € 777,43 aan buitengerechtelijke kosten.
3.6
[verzoeker] maakt op grond van de wet aanspraak op de wettelijke rente ter zake alle door hem verzochte bedragen vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn, tot aan de dag der algehele voldoening.

4.Verweer

Casteleijn heeft op 30 november 2020, nadat de mondelinge behandeling was geëindigd, een e-mail naar de griffie van deze rechtbank gestuurd. Kort samengevat heeft Casteleijn zich op het standpunt gesteld dat de vordering is voldaan exclusief de verrekende uren met het bijbehorende vakantiegeld.

5.Beoordeling

5.1
De kantonrechter gaat ervan uit dat Casteleijn deugdelijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling d.d. 30 november 2020. Echter heeft zij, blijkens de door de gemachtigde van [verzoeker] ter zitting overgelegde brief van Casteleijn d.d. 5 november 2020 en de brief van de gemachtigde van Casteleijn d.d. 30 november 2020 er voor gekozen om niet te verschijnen.
5.2
Ter zitting heeft [verzoeker] zijn vorderingen gewijzigd. De reden hiervan is dat [verzoeker] voorafgaand aan de mondelinge behandeling een specificatie heeft ontvangen van de betaling van € € 2.868,77.
5.3
De verzoeken zijn als volgt gewijzigd.
Casteleijn heeft ten aanzien van de aanzegverplichting een bedrag van € 2.026,10 betaald. [verzoeker] vordert thans het verschil van € 137,72 bruto (€ 2.160,82 - € 2.026,10).
De transitievergoeding is voldaan.
Van de vordering tot uitbetaling van de niet-genoten vakantiedagen van € 1.728,59 bruto heeft Casteleijn een bedrag van € 669,71 bruto betaald. [verzoeker] vordert nog een bedrag aan niet-genoten vakantiedagen van € 1.058,88 bruto. Voor het overige worden de verzoeken gehandhaafd.
5.4
De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.5
Casteleijn heeft, hoewel zij daarvoor wel in de mogelijkheid was, de (verminderde) vorderingen, niet weersproken. Op het e-mailbericht d.d. 30 november 2020 van de gemachtigde van Casteleijn is bij deze beslissing geen rekening te houden. De kantonrechter zal dan ook de vorderingen toewijzen zoals hierna vermeld, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd.
5.6
Casteleijn zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Voor zover nakosten gemaakt worden levert deze beschikking voor die nakosten een titel op.

6.De beslissing

De kantonrechter:
1. veroordeelt Casteleijn om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen:
  • een bedrag van € 137,72 bruto zijnde (het restant van) de aanzegvergoeding;
  • een bedrag van € 1.058,88 bruto ten aanzien van niet-genoten verlofuren;
voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der
verschuldigdheid, tot de dag der algehele voldoening;
2. veroordeelt Casteleijn om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 777,43 aan buitengerechtelijke kosten;
3. veroordeelt Casteleijn tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie, van de onder 1 toegewezen bedragen, op straffe van een dwangsom van € 25,00 per dag, met een maximum van € 1.000,00;
4. veroordeelt Casteleijn in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot heden vastgesteld op € 563,00, waaronder begrepen € 480,00 voor salaris van de gemachtigde van [verzoeker] ;
5. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2020.