ECLI:NL:RBDHA:2020:13713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
NL19.27961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Kleve, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 19 november 2019 beroep ingesteld, waarna verweerder op 17 april 2020 alsnog een besluit heeft genomen. Eiser heeft op 19 april 2020 aangegeven het beroep te willen handhaven en verzocht om een veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft hierop gereageerd op 23 april 2020.

De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiser handhaafde zijn beroep omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van twee weken had beslist. De rechtbank overweegt dat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen het besluit waarbij zijn aanvraag is ingewilligd. Hierdoor heeft de rechtbank zich alleen uitgelaten over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier, en is bekendgemaakt op 8 september 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.27961
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. K. Ross),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Op 19 november 2019 heeft eiser beroep ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 17 april 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Eiser heeft op 19 april 2020 medegedeeld dat hij het beroep wenst te handhaven en verzocht om een veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft op 23 april 2020 gereageerd op het verzoek van eiser.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
In zijn reactie op het besluit van 17 april 2020 schrijft eiser dat hij het beroep handhaaft, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van twee weken heeft beslist. Nadat eiser drie dagen is gehoord heeft verweerder op 10 mei 2019 besloten om de zaak verder te behandelen in de VA-procedure. Er was volgens eiser geen enkele reden dat verweerder niet eerder kon beslissen. Eiser verzoekt de rechtbank alsnog een rechtelijke dwangsom op te leggen voor de reeds te laat genomen beslissing en vergoeding van het griffierecht. Ten slotte verzoekt eiser om een vergoeding van de proceskosten te wegen tegen een hogere wegingsfactor dan gebruikelijk.
3. Eiser heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het besluit waarbij zijn aanvraag is ingewilligd. Om deze reden zal de rechtbank zich alleen uitlaten over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
4. De rechtbank beslist dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Verweerder heeft gedaan wat eiser wilde. Er bestaat geen grond voor het alsnog opleggen van een rechtelijke dwangsom. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder in dit besluit ook heeft erkend dat hij de maximale dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd. In zijn verweerschrift heeft verweerder gewezen op het besluit van 27 augustus 2019 waarin deze dwangsom reeds is toegekend. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5. Verweerder heeft gedaan wat eiser wilde, daarom beslist de rechtbank dat verweerder de proceskosten van eiser moet betalen. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). Deze zaak is van licht gewicht, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
08 september 2020

Documentcode: DSR12660059

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.